36 verkochte en door het publiek aangeboden bonnen in rekening-courant met de Bond kunnen verrekenen. Gezien de collectiviteit van de regeling en de daaruit voortvloeiende wenselijkheid van uniformiteit in de reclame bevatte het ontwerp voorts de bepaling, dat de leden medewerking zouden dienen te verlenen aan door het Hoofdbestuur te ont wikkelen propagandamaatregelen, waarmede uiteraard niet de mogelijkheid om individueel extra reclame te maken werd buitengesloten. Reeds op 21 October kon het ontwerp-Be- drijfsreglement op de Geschenkbonnen ter kennisneming en voor beraad in de afdelin gen aan de leden worden toegezonden. Op het voorstel van het Hoofdbestuur diende de Afdelingsraad een amendement in ter verdui delijking van de redactie ener bepaling van het reglement, met welks strekking het Hoofdbestuur zich blijkens zijn prae-advies kon verenigen. Met inachtneming van deze wijziging werd het Bedrijfsreglement op de Geschenkbonnen conform het voorstel door de Ledenraad vastgesteld in zijn vergadering van 17 November. Krachtens artikel 4 van het op 15 Juli 1952 vastgestelde Reglement van de Bedrijfsafde ling Filmfabrikanten en Filmproducenten dient het Bestuur van deze Afdeling te wor- den gevormd door een lid-voorzitter en vier leden, waarvan twee leden-filmfabrikanten en twee leden-filmproducenten. Door allerlei om standigheden bleek in de practijk steeds min der behoefte te bestaan aan een dergelijke verdeling der bestuurszetels. Aan de ene kant verminderde het aantal filmfabrieken door concentratie onder invloed van de interna tionale ontwikkeling, terwijl er aan de andere kant een vermenging van belangen plaats vond, doordat de fabrikanten zich in toene mende mate op de filmproductie van eigen bodem gingen richten en omgekeerd film producenten zich zakelijk gingen interesseren in de fabricage. Op grond van deze wijzigingen in het film productie- en fabricagebedrijf achtte de leden vergadering van de Afdeling de tijd gekomen om, nu er van scherpe tegenstellingen tussen de beide groepen geen sprake bleek te zijn, de bewuste verdeling naar bedrijfstak in het Bestuur op te heffen. Hierdoor zou men des gewenst ook meer vertegenwoordigers kunnen kiezen uit de kringen der producenten, wier aantal dat der fabrikanten overtreft. De Afdeling verzocht het Hoofdbestuur een desbetreffend voorstel bij de Ledenraad in te dienen, aan welk verzoek werd voldaan. In de op 17 November gehouden vergadering van de Ledenraad werd het voorstel van het Hoofdbestuur tot herziening van artikel 4 van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten aan vaard, waarmede de vraag, of een lid van deze Afdeling fabrikant dan wel producent is, voortaan reglementair gezien geen rol meer speelt bij de samenstelling van het Afdelings bestuur. Toepassing en uitvoering van Reglementen en Besluiten Ook in 1959 is weer zelden een beroep gedaan op de dispensatiemogelijkheid, neergelegd in het Bedrijfsbesluit Filmvertoning. Er werden in totaal slechts vijf verzoeken om dispensatie ingediend, waarvan er vier werden toegewe zen, terwijl één aanvrage werd geweigerd. Uit het zeer geringe aantal dispensatieverzoeken is duidelijk gebleken, dat het Bedrijfsbesluit Filmvertoning in de redactie welke op 19 November 1957 door de Ledenraad is vast gesteld, de vertoning voorkomt van een exces sieve hoeveelheid films in een speelweek - hetgeen in de vooroorlogse jaren nog wel eens tot misstanden had geleid -, zonder dat zulks als een wezenlijke beperking van de programmeringsmogelijkheden der bioscopen wordt gevoeld. Ingevolge de machtiging van de jaarlijkse ledenvergadering van 1 April 1957 heeft het Hoofdbestuur in het verslagjaar wederom uitkeringen uit de Bondskas verstrekt aan oud-werknemers in het film- en bioscoopbe drijf, die wegens hun hoge leeftijd niet meer in aanmerking kunnen komen voor pensioen uitkeringen van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf. Met dit besluit heeft de ledenvergadering beoogd onbillijke situaties te vermijden ten opzichte van oudere werknemers, die op 1 Januari 1958 - de datum van het in werking treden van het bedrijfspensioenfonds - de leeftijd voor deelneming in het fonds hadden overschre den. Daarbij is wel het voorbehoud gemaakt, dat de bedoelde oudere werknemers, afgezien van de uitkeringen krachtens de Algemene Ouderdomswet, niet langs andere weg, bij-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 37