46
maatregelen zullen worden genomen ter voor
koming van het onderwerpelijke euvel.
Een lid-bioscoopexploitant werd met 500,
beboet, welke straf eveneens aan de verhuur
der van de desbetreffende film werd opgelegd
wegens diens mede-verantwoordelijkheid. Bei
de leden gingen van deze beslissingen van het
Hoofdbestuur in beroep bij de Ledenraad,
welk College de straffen echter in zijn ver
gadering van 17 November bevestigde. Voor
een minder ernstig feit legde het Hoofdbe
stuur een bioscoopexploitant de straf van
waarschuwing op. In enige andere gevallen
besloot het Hoofdbestuur geen straf op te
leggen, maar volstond het College met een
berisping.
Naar het Hoofdbestuur constateerde, hield
een lid zich bezig met de productie van jour-
naalfilms, alhoewel het geen inschrijving in
het Bedrijfsregister bezat voor het exploiteren
van de onderwerpelijke bedrijfstak van een
filmproductiezaak als bedoeld bij artikel 1 B
sub b van het Algemeen Bedrijfsreglement.
Hierdoor handelde de bewuste onderneming
in strijd met artikel 6 van het Algemeen
Bedrijfsreglement, volgens hetwelk de leden
gehouden zijn geen andere bedrijven en be
drijfstakken te exploiteren dan waarvoor zij
in het Bedrijfsregister zijn ingeschreven. Of
schoon het Hoofdbestuur ruimschoots gele
genheid had gegeven om de productie der
filmjournaals in kwestie te doen geschieden
door een voor de productie van journaalfilms
in het Bedrijfsregister ingeschreven zaak,
bleek het betrokken lid met zijn overtredin
gen te zijn voortgegaan, weshalve het College
zich genoodzaakt zag dit lid ervoor te waar
schuwen, dat voor elke volgende overtreding
ingevolge artikel 15 der Statuten een boete
van 5.000,zou worden opgelegd.
Voor het bepalen van de hoogte van de even
tueel op te leggen straf had het Hoofdbestuur
mede als overweging doen gelden, dat het
Algemeen Bedrijfsreglement en het daarin
neergelegde onderscheid in bedrijven en
bedrijfstakken voor de bedrijfsverhoudingen
van essentiële betekenis is. Daar de waar
schuwende stem van het Hoofdbestuur geen
effect sorteerde, moest het College eenmaal
de straf van boete ten bedrage van 5.000,
ten opzichte van het betrokken lid uitspreken.
Nadien deden zich geen nieuwe overtredingen
voor. Het lid ging van deze straf in beroep
bij de Ledenraad, die zich echter op 17 No
vember bij de beslissing van het Hoofdbestuur
aansloot, behoudens dat de Raad de straf
verminderde tot ƒ2.500,met het oog op de
moeilijke en verwarde omstandigheden waar
onder de appellant zijn overtredingen had
begaan.
Blijkens een klacht van de Centrale Com
missie voor de Filmkeuring had een bioscoop
exploitant een film in openbare voorstellingen
in zijn theater vertoond in een kortere samen
stelling dan waarin de film door genoemde
Commissie ter vertoning was toegelaten. Het
Hoofdbestuur stelde zich op het standpunt,
dat, afgezien van de overtreding der Bioscoop
wet en de bijbehorende uitvoeringsmaatrege
len, het aanbrengen van coupures een schen
ding van het auteursrecht van de filmmaker
oplevert en ernstige schade kan toebrengen
aan het filmwerk, vooral wanneer dit, zoals
hier het geval was, artistieke waarde heeft.
Het College achtte de handelwijze in kwestie
in strijd met de algemene belangen en de
waardigheid van het Nederlandse film- en
bioscoopbedrijf en besloot de straf van boete
op te leggen ten bedrage van 100,
Een lid-filmverhuurder pleegde een soortge
lijke handeling, met dit verschil, dat de be
wuste film op een persvoorstelling, vooraf
gaande aan de openbare vertoning in de
bioscopen, was vertoond in een versie, waarin
niet alle door de Keuring voorgeschreven
coupures waren aangebracht. In dit geval
besloot het Hoofdbestuur te volstaan met de
straf van waarschuwing.
Een bioscoopexploitant, die een film aan een
collega in een andere plaats had geleverd en
daarmede in strijd had gehandeld met de
artikelen 2 en 4 der Algemene Voorwaarden
van Verhuur en Huur van Films, volgens
welke het de huurder van een film is ver
boden deze in onderverhuur of ten gebruike
af te staan dan wel te vertonen in een ander
theater of op een ander adres als in de over
eenkomst met de verhuurder is bepaald, werd
de straf van waarschuwing opgelegd. Dezelfde
straf sprak het Hoofdbestuur uit ten opzichte
van de bedoelde collega, die de film in kwes
tie op zijn beurt had verhuurd aan een niet-
lid voor een besloten voorstelling in zijn
theater. Hierbij zij er op gewezen, dat het
lid-exploitant in kwestie de film in verband
met redenen van zakelijke aard niet recht
streeks van de verhuurder had kunnen be-