trekken. Door zijn handelwijze had de onder havige exploitant in strijd gehandeld met, althans zich onttrokken aan, de bepalingen van de Algemene Voorwaarden van Verhuur en Huur van Films, alsmede met het Bedrijfs- reglement op de Lijst van Geen Bezwaar door zonder de volgens dit reglement vereiste toe stemming aan het niet-lid te hebben geleverd. Bij het bestuur van een der provinciale afde lingen waren klachten ingediend omtrent de wijze, waarop een bioscoopexploitant voor zijn theater reclame maakte. Deze klachten kwamen hierop neer, dat de betrokkene ongeadresseerde reclamedrukwerken had ver zonden aan personen, wonende buiten het rayon van zijn bioscoop. Daarmede had dit lid in strijd gehandeld met artikel 2 van het Bedrijfsreglement Reclame. Overeenkomstig artikel 5 van dit reglement werden de klach ten, voorzien van het advies van het afdelings bestuur, aan het Hoofdbestuur voorgelegd, dat in dit geval nog volstond met het lid de straf van waarschuwing op te leggen. Een lid-filmverhuurder, dat wegens deloyaal en oncollegiaal optreden niet in overeenstem ming had gehandeld met de zorgvuldigheid, welke in het verkeer tussen leden van een organisatie als passend moet worden be schouwd, werd met een boete van 1.000, bestraft. Een van de weinige verzoeken om dispensatie van de bepalingen van het Bedrijfsbesluit Filmvertoning, die het Hoofdbestuur in 1959 te behandelen kreeg, moest het College afwij zen wegens onvoldoende motivering. Daarbij kwam nog, dat de dispensatie-aanvrage werd ingediend op een te laat tijdstip, namelijk, toen de desbetreffende speelweek al was aan gevangen. De betrokken bioscoopexploitant wachtte de beslissing van het Hoofdbestuur niet af, maar gaf een zodanig aantal voor stellingen, als ware de dispensatie verleend. Het Hoofdbestuur legde dit lid de straf van waarschuwing op. Niettegenstaande het feit, dat zij herhaaldelijk tot betaling waren aangemaand, bleven enige leden in ernstige mate in gebreke met de nakoming van hun financiële verplichtingen jegens de Bond op het stuk van de betaling van contributie en de afdracht van Bumabij- dragen. Veelal waren deze leden ook nalatig met de inzending van afrekenstaten. Twee bioscoopexploitanten werd de straf van waar schuwing opgelegd met de bepaling, dat bij iedere constatering van hernieuwde overtre dingen van het Contributiebesluit en het Bumabesluit de straf van boycot zou volgen. Inderdaad moest de boycot bij een van deze exploitanten eenmaal worden toegepast. Na betaling van de achterstallige Bondsbij dragen werd deze straf weer opgeheven. Ten aanzien van drie andere leden besloot het Hoofdbe stuur nog geen straf op te leggen, mits de betrokkenen zich voortaan stipt aan hun reglementaire verplichtingen zouden houden. Wegens voortzetting der overtredingen van de besluiten in kwestie zag het Hoofdbestuur zich genoopt de straf van boycot uit te spre ken ten opzichte van twee van deze drie leden. Na de betaling der verschuldigde gel den werd de boycot opgeheven; het Hoofd bestuur behoefde nadien niet meer in te grijpen. Contact met de Afdelingen en de leden Aangaande tal van zaken had het Hoofdbe stuur contact met de Afdelingen en de leden. Het spreekt van zelf, dat het contact met de Afdelingen voor een niet gering deel werd bepaald door de functiën welke reglementen en besluiten aan de Afdelingen toekennen. Zo werd meermalen het advies ingewonnen der Afdelingen, hieronder in dit verband mede te verstaan de Afdelingsraad, zoals ter zake van de benoeming van personen in Bonds- en andere colleges. Behalve omtrent aangelegenheden als voren bedoeld werd ook omtrent andere kwesties van gedachten gewisseld met de Afdelings raad, de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders, de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmpro ducenten, het Bestuur van de Afdeling- Het Zuiden en andere colleges, alsook met onder scheiden bestuursfunctionarissen. Daarbij werden vaak belangrijke problemen van regle mentaire, algemeen-organisatorische en be drijfseconomische aard aangesneden. Op vele afdelingsvergaderingen waren een of meer leden van het Hoofdbestuur dan wel de Bondsdirecteur aanwezig voor het verstrekken van inlichtingen en adviezen. Herhaaldelijk diende het Hoofdbestuur de leden individueel of collectief van advies, bij voorbeeld omtrent het vraagstuk der verma- 48

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 49