Ter inleiding
De welvaart, waarin ons volk zich in het
afgelopen jaar heeft mogen verheugen, is
bepaaldelijk niet ten deel gevallen aan het
Nederlandse film- en bioscoopbedrijf.
De verwachtingen nopens de algemene con
juncturele ontwikkeling zijn overtroffen en
hierbij zijn de stimulansen ener gestaag
stijgende consumptie niet zonder betekenis
geweest. Deze stijging bedroeg in het verslag
jaar ruim 4j/2 °/o en zal voor 1960 dermate
toenemen, dat het overbestedingsprobleem zijn
schaduwen alweer vooruit schijnt te werpen.
In het algemeen hadden de amusementsmedia,
die vooral na de oorlogsjaren aan het patroon
der vrijetijdsbesteding zijn toegevoegd, een
ruim aandeel in deze ontwikkeling. Zo vroeg
de besteding van het publiek aan televisie,
aan motorische verkeersmiddelen en wedstrij
den met daarmede gepaard gaande kansbere
keningen kapitalen van zodanige omvang, dat
de omzetten van ons bedrijf, hoewel op zich
zelf niet zonder betekenis, relatief genomen
van bescheiden omvang geacht moeten wor
den.
Dat van deze bestedingsrage op het gebied
van de ontspanningsmiddelen ons bedrijf
bovendien geleidelijk een nadelige invloed
gaat ondervinden, is een verschijnsel dat in de
lijn der verwachting lag en zich welhaast over
al ter wereld voordoet; dit jaar was zij, zoals
uit de cijfers in het verslag blijkt, bijzonder
groot als gevolg van de weersomstandigheden.
Overigens werd de trend sedert 1956 in neder-
waartse richting voortgezet.
Ons bedrijf als geheel genomen heeft de schok
ken verwonderlijk goed doorstaan, hetgeen te
danken is aan zijn gezonde opzet, zijn aanpas
singsvermogen en organisatorische voorwaar
den, die contant betalingsverkeer vereisen en
speculatieve uitwassen tegengaan. Het is zelfs
opmerkelijk, dat het vernieuwingsproces van
de laatste jaren is voortgezet; in niet minder
dan 41 gevallen vonden verbouwingen, ver
fraaiingen of technische herzieningen en ver
beteringen plaats. Het theaterpark werd met
11 nieuwgebouwde bioscopen verrijkt. Hier
mee treedt de vaste wil aan de dag om de
concurrentie het hoofd te bieden en gezien
het feit, dat de financiering hoofdzakelijk uit
eigen middelen geschiedt een onwankelbaar
vertrouwen in de toekomst van ons bedrijf.
Ditzelfde bleek het geval te zijn met de film-
leverantie, die zich dank zij een onbelemmerde
import in haar uiteenlopende schakering van
landaard, genre en kwaliteit op vrijwel het
zelfde niveau van voorgaande jaren bleef
bewegen; met de stijging van auteursprijzen
evenals van materiaal- en distributiekosten
nam het risico van de verhuurders toe.
In de productiesector handhaafden de jour
naalleveranciers de hoge kwaliteitstandaard,
waaraan we gewend zijn geraakt; de export
aan filmactualiteiten was daarenboven niet
zonder betekenis.
De goede naam van onze documentaire
filmers, die in het algemeen redelijk van
opdrachten bleken te zijn voorzien, werd
wederom bevestigd door de vele tropheeën,
welke zij in de buitenlandse mededinging wis
ten te behalen. Met de speelfilmproductie ging
het minder naar wens, al kan niet worden