53 heer Delac ter kennis te brengen van het Bu reau van de Berner Conventie en benoemde een juridische commissie, welke tot taak zal hebben de ontwikkeling op het gebied van het auteursrecht nauwlettend te volgen, daarover regelmatig te rapporteren en voorstellen tot harmonisering van de uiteenlopende auteurs wetgevingen uit te werken. De afwijkingen, die er zijn op het gebied van de auteurswetgeving, bestaan in hoofdzaak ten gevolge van het verschil tussen de in Duitsland, Luxemburg, Nederland, Oosten rijk, Zwitserland en de Scandinavische landen levende rechtsopvattingen op dit gebied ener zijds en die in Frankrijk en Italië anderzijds. Daardoor ontstaan in de practijk complicaties, welke vermeden zouden kunnen worden. Andere agendapunten betroffen de reglemen tering van de internationale filmfestivals, de vrije in- en uitvoer van films en de verhou ding tussen film en televisie. Uit de discussies over dit probleemveld bleek, dat op het ogenblik ieder land op zijn eigen wijze naar oplossingen zoekt. In hoofdzaak vallen daarbij drie richtingen te onderscheiden: ten eerste bedrijfsorganisaties, welke principieel geen enkele speelfilm aan de televisie leveren, zoals bijvoorbeeld in Japan; ten tweede: andere, zoals de Britse organisaties, welke onder de huidige ongelijke concurrentieverhoudingen (enerzijds een geprivilegieerde, van belasting heffingen vrijgestelde en met belastinggelden gesteunde, televisie en anderzijds een, door dit medium ook op eigen terrein beconcur reerd, aan fiscale discriminaties onderworpen filmbedrijf) eveneens van geen samenwerking met de televisie willen weten en er door ge zamenlijke verwerving van de televisierechten van theaterspeelfilms de televisering van bioscoopfilms trachten te beperken; tenslotte een derde groep, waaronder de Nederlandse en Duitse filmbedrijven, welke streven naar een geleidelijke afbakening van het terrein van film en televisie door overleg en samen werken. Bij de algemene beschouwingen, welke door de vergadering aan deze problemen werden gewijd, viel te constateren, dat de opvatting in producentenkringen veld wint, dat men door levering aan de televisie van speciaal voor theatervertoning vervaardigde speelfilms niet alleen zichzelf schade doet, maar daar mede bovendien nog het publiek een slechte dienst bewijst. De vergadering bleek er diep van doordrongen te zijn, dat een voor beide partijen bevredigende oplossing van de aan de verhouding film en televisie verbonden problemen slechts bereikt kan worden door een hechte internationale samenwerking van de toporganisatie van de onderscheiden film- bedrijfstakken en door een even zo nauwe samenwerking van de landelijke organisaties dezer bedrijfstakken op nationaal niveau. Deze opvatting wordt ook door de leden van de U.I.E.C. gedeeld en daarom werd in aanslui ting op de jaarvergadering van de F.I.A.P.F. op 10 September te Wenen een gemeenschap pelijke conferentie gehouden van beide orga nisaties over de belangrijke vraagstukken, welke het gehele filmbedrijf raken. De Neder- landsche Bioscoop-Bond werd op deze top conferentie vertegenwoordigd door de heren Joh. Miedema, Voorzitter, en J. G. J. Bosman, Directeur, als gedelegeerden van de Bond bij de U.I.E.C. en de heer C. S. Roem als gedele geerde bij de F.I.A.P.F. De deelnemers aan deze bespreking, die de bedrijfsorganisaties van meer dan twintig lan den vertegenwoordigden, bleken unaniem van oordeel, dat alleen door nauwe samenwerking van alle bedrijfstakken een oplossing kan ge vonden worden voor de problemen, waarmede het filmwezen wordt geconfronteerd. Deze eensgezindheid leidde tot het besluit een „Bureau International du Cinéma" (B.I.C.) in het leven te roepen als een toporganisatie van de internationale bedrijven. Dit Bureau werd op 6 November van het verslagjaar op gericht tijdens een te Parijs gehouden bijeen komst, waaraan, behalve door de beide reeds genoemde internationale organisaties, ook werd deelgenomen door de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmverhuur ders (F.I.A.D.F.) en de Internationale Bond van Filmtechnische Industrieën (C.I.I.T.C.). Dit Bureau zal tot taak hebben om in recht streekse samenwerking met de internationale organisaties en haar secretariaten de proble men te bestuderen en aan de hand daarvan een documentatie te verzamelen en samen te stellen over de betrokken vraagstukken. Bo vendien zou dit Bureau een representatief orgaan dienen te zijn dat uitvoering kan geven aan alle beslissingen, die noodzakelijk

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 54