Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten 68 De ledenvergaderingen waren ook in 1959 het brand punt van het verenigingsleven onzer Afdeling. De op Maandag 2 Maart 1959 gehouden jaarlijkse algemene ledenvergadering, die zeer druk bezocht was, herkoos haar periodiek aftredende Voorzitter, de heer C. S. Roem, met een hartelijk applaus bij enkele candi- daatstelling en evenzo de heren L. W. R. Meyer en M. de Haas, die beiden onmiddellijk in hun functies van respectievelijk Vice-Voorzitter en Penningmeester herbenoemd werden. In de vacature, ontstaan door het tussentijdse aftre den van de heer W. Mullens, die medegedeeld had zijn functie wegens te drukke werkzaamheden te moe ten neerleggen, kon niet ter vergadering worden voor zien. Artikel 4 van het Afdelingsreglement schreef voor, dat twee leden moesten zijn eigenaar, medeven noot of bestuurder van een filmfabriek, en twee leden eigenaar, medevennoot of bestuurder van een film productiezaak. De vergadering overwoog evenwel, dat de bepaling, dat er twee filmfabrikanten in het Bestuur zitting dienden te hebben, slechts in het onderhavige artikel was opgenomen op de nadrukkelijke wens van de leden-filmproducenten, omdat dezen bij de tot standkoming van de Afdeling enigszins beducht waren voor een overheersing van de filmfabricagebelangen. Nu de ontwikkeling een geheel andere weg had ge volgd dan men zich oorspronkelijk had voorgesteld, was de noodzaak van zulk een evenredige vertegen woordiging komen te vervallen. Immers enerzijds worden de laboratoria, mede in verband met de inter nationale ontwikkeling, steeds meer geconcentreerd, wat inmiddels reeds geleid heeft tot de opheffing van onderscheiden reeds jaren gevestigde filmfabrie ken, terwijl anderzijds de werkzaamheden zich in toenemende mate op de eigen Nederlandse filmpro ductie richten. Mede in aanmerking genomen, dat onderscheiden van de belangrijkste filmproductiezaken direct of indirect gelieerd zijn aan filmlaboratoria en dus ook uit dien hoofde de belangen dezer bedrijven kunnen behartigen, besloot de ledenvergadering op instigatie van het Bestuur met algemene stemmen het Hoofdbestuur uit te nodigen om bij de Leden raad aanhangig te maken een voorstel tot wijziging van genoemd artikel 4 in dier voege, dat de ver plichte pariteit van filmproducenten en filmfabrikan ten zou worden opgeheven. Bij schrijven van 25 Maart d.a.v. heeft het Hoofdbe stuur medegedeeld tegen de voorgestelde herziening geen bezwaar te hebben en bereid te zijn een des betreffend voorstel aan de Ledenraad voor te leggen. In zijn vergadering van 17 November 1959 heeft de Ledenraad een daartoe door het Hoofdbestuur inge diend voorstel aanvaard. In afwachting van de reglementaire mogelijkheid om deze tijdelijke vacature te vervullen besloot de jaar vergadering met algemene stemmen de heer T. de Wit aan te wijzen om als waarnemer de Bestuursver gaderingen bij te wonen, totdat de benoeming van een derde producent-bestuurslid mogelijk zou worden. Het jaarverslag over 1958 werd onder dankzegging aan de Secretaris, Mr. H. B. F. J. A. Peters, aanvaard, terwijl de Penningmeester, de heer M. de Haas, even eens onder dankzegging décharge werd verleend over zijn financieel beleid over 1958. Overeenkomstig het voorstel van het Afdelingsbestuur werd de begroting van ontvangsten en uitgaven voor 1959 aanvaard. Uitvoerig is op deze vergadering van gedachten ge wisseld over de subsidiëringspolitiek van de over heid ten aanzien van de film, welke principieel ver schillend is van die, welke bijvoorbeeld met betrek king tot toneel en letterkunde wordt gevolgd. Een tweede punt van discussie vormden de zeer uiteen lopende contracten, waarin de door het Parlement als filmsubsidie verstrekte bedragen worden omgezet in een filmfinanciering en waarbij het Rijk boven dien in de regel nog het volledige auteursrecht voor zich opeist. De vergadering achtte het redelijk, dat de Staat uit de eventuele opbrengsten van de exploi tatie van de gesubsidieerde zogenaamde „vrije" films een deel van zijn subsidies verhaalt en in verband daarmede zijn condities met betrekking tot de exploi tatie stelt, maar vele leden vonden het principieel on juist, dat hij daartoe het geheele auteursrecht voor zich opeist om dit zelf exploiteren. Met erkentelijkheid werd in deze ledenbijeenkomst tijdens de algemene beschouwingen over het vraag stuk van de bevordering der continuïteit van de Ne derlandse speelfilmproductie melding gemaakt van de werkzaamheid van het Productiefonds voor Neder landse Films, welks Bestuur de moeilijke, even weinig begrepen als gewaardeerde taak van het stimuleren van initiatieven tot productie op zich heeft genomen. De eveneens zeer druk bezochte, op Maandag 16 No vember 1959 gehouden, buitengewone ledenvergade ring der Afdeling was op de eerste plaats gewijd aan de door het Hoofdbestuur aan de Ledenraad voor gelegde voorstellen. Op deze vergadering kwam ook ter sprake de regerings mededeling over een mogelijke invoering van de recla- me in de televisie en de daaraan voor de Nederlandse filmindustrie verbonden consequenties. De Voorzitter deelde mede, dat het Afdelingsbestuur over deze vraagstukken op 15 September een uitvoerige bespre king met het Hoofdbestuur had gehad, waarbij namens de Afdeling naar voren was gebracht, dat, gezien het feit, dat de regering zich had uitgesproken vóór recla me in de televisie en binnen korte tijd daarover ver dere mededelingen aan de Kamer konden worden verwacht, het van belang was de aandacht van het betrokken Ministerie nu reeds te vestigen op het feit, dat, wie de televisiereclame ook in handen krijgt, ter bevordering van een redelijke coëxistentie van film en televisie een terreinafbakening gewenst is met betrekking tot de productie van opdrachtfilms. Een tweede punt, dat op deze vergadering werd aan gevoerd, was het komen werken in Nederland van Engelse filméquipes. De Nederlandse filmproducenten hebben steeds het standpunt ingenomen, dat een bui tenlandse producent, die in Nederland komt filmen, vrij moet zijn een staf medewerkers mede te brengen, die een volledige production unit vormt. Een aantal Britse producenten is echter zo ver gegaan, om, be halve een normale crew, ook nog chauffeurs, be'lich-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 67