70 kwestie verzocht, welk College inmiddels heeft mede gedeeld bereid te zijn een voorstel van deze strek king aan de eerstvolgende vergadering van de Leden raad voor te leggen. Naast de voorbereiding van de ledenvergaderingen hebben vele kwesties de tijd en de werkkracht van de leden van het Afdelingsbestuur in beslag genomen. Verschillende malen werden met het Hoofdbestuur besprekingen gevoerd over voor de Afdelingsleden belangrijke aangelegenheden en daarbij werd van de zijde van het College veel begrip en tegemoetkoming ondervonden. Herhaaldelijk hebben leden in de Afde lingsledenvergaderingen in dit verband uitdrukking gegeven aan de wens, dat het, thans incidentele, con tact met het Hoofdbestuur spoedig door een perma nente vertegenwoordiging zal worden bestendigd, op. dat de Afdelingsleden hun op dit punt door de Sta tuten gewaarborgde rechten ook de facto zullen kunnen uitoefenen. Verschillende malen werden op verzoek aan het Hoofd bestuur adviezen uitgebracht, onder meer met betrek- king tot de benoeming van de leden van de Commis sie van Geschillen, de Raad van Beroep, de Com missie Nieuwe Zaken en de Commissie Beroep Nieuwe Zaken. Het Afdelingsbestuur bracht viermaal een advies uit aan de Commissie Nieuwe Zaken en tekende in één geval bij de Commissie Beroep Nieuwe Zaken beroep aan tegen een beslissing van de Commissie Nieuwe Zaken. In de loop van het jaar traden enkele nieuwe leden toe: de N.V. Anglo Dutch Group te Amstelveen; de N.V. Nederlandse Filmproductie Maatschappij te Rotterdam. Op 31 December van het verslagjaar waren bij de Afdeling aangesloten: 33 filmproductiezaken en 10 filmfabrieken. De daling van het aantal filmfabrieken ten opzichte van dat van 1958 is het gevolg van de oprichting van de N.V. Cinecentrum te Hilversum, welke filmfabriek de laboratoria van onderscheiden leden heeft overgenomen. Het tot stand komen van de N.V. Cinecentrum, welke in het verslagjaar officieel onder grote belangstelling van het bedrijf werd geopend, is op zichzelf het bewijs, dat men zich in de Nederlandse filmindustrie bezon nen heeft op de gevolgen van het tot stand komen van de Euromarkt. Een viertal filmproductiezaken heeft begrepen, dat de gezamenlijke inrichting van laboratoria en werkruimten, waar een grotere techni sche perfectie kan worden bereikt dan wanneer iedere maatschappij voor zich zelf op eigen gelegenheid zou trachten de snelle ontwikkeling van de techniek, die zich ook in de filmindustrie manifesteert, bij te hou den, betere kansen op „survival" zal bieden bij de zeer ongelijke concurrentie, waaraan men binnenkort door de Europese integratie zal worden blootgesteld. Onderscheiden leden der Afdeling hadden in 1959 zitting in de volgende Colleges: Raad van Beroep, de heren H. S. Boekman, L. W. R. Meyer en E. J. Verschueren, leden; Commissie Beroep Nieuwe Zaken, de heren H. S. Boekman, lid, en C. S. Roem, plaats vervangend lid; Commissie Nieuwe Zaken: de heer L. W. R. Meyer, plaatsvervangend lid; Gemengde Televisiecommissie van de Nederlandsche Bioscoop- Bond en de Nederlandse Televisie Stichting, de heer C. S. Roem; Commissie voor Niet-Commerciële Recla me, de heer L. W. R. Meyer. Aan de door de Stichting Internationale Filmweek Arnhem georganiseerde Internationale Filmweek welke van 19 tot 24 Juni van het verslagjaar in het kader van het Holland Festival te Arnhem werd gehouden, hebben zowel de Afdeling als de leden individueel hun medewerking verleend. Het heeft onze Afdeling gelukkig gestemd, dat verschillende harer leden een bescheiden bijdrage hebben kunnen leve ren aan deze voortreffelijk georganiseerde manifesta ties, die een overtuigend succes zijn geworden, zowel wat betreft het niveau van de vertoonde films als de zeer goede publiciteit, welke zij gehad hebben. Boven dien is, dank zij het door de Afdelingsleden in samen- werking met de Nederlandse Beroepsvereniging van Filmers collectief uitgegeven fraaie representatienum- mer „De Nederlandse Film 1957-1959" aan welke brochure in onderscheiden perskritieken zeer waar derende woorden werden gewijd méér dan anders het geval is geweest, de aandacht op de Nederlandse filmproductie in al haar geledingen gevestigd. Vooral heeft dit nummer belangstelling ontmoet in de krin gen van het Nederlandse bedrijfsleven, waar het in duizenden exemplaren is verspreid. Dat deze publiciteit, ofschoon feitelijk bedoeld als een acte de présence van de Nederlandse filmproductie op deze tweejaarlijkse nationale filmmanifestatie, ook uit anderen hoofde noodzakelijk was, zal niemand betwijfelen, die kennis genomen heeft van het zeer waarderende artikel dat het orgaan van het Verbond van Nederlandse Werkgevers, „De Nederlandse In dustrie", in zijn aflevering van 15 Juli 1959 onder de titel „De Nederlandse film" wijdde aan de Nederlancse filmindustrie. In dit artikel sneed het blad, dat onder zijn abonné's duizenden industriële ondernemingen in Nederland telt, het in Nederland zeer acute pro bleem van de beunhazerij op filmgebied aan, er op wijzende dat filmen een zeer gespecialiseerd vak is, dat naast het onmisbare talent een grote mate van technische perfectie vereist, welke eerst ten koste van veel inspanning en door langdurige ervaring verwor ven wordt en dat het zelfstandig uitvoeren van op drachten bovendien van de filmer verantwoordelijk heidsgevoel en zakelijk inzicht vraagt. „Als men zich niet realiseert, dat de amateur en de vakbekwame fotograaf van bedrijfs- en reclamefoto's die dikwijls ook nog de aandacht van de pers weten te krijgen uit dien hoofde nog niet als allround filmers ge- qualificeerd kunnen worden, loopt men het risico van teleurstellende resultaten" zo waarschuwde het blad. „Nog altijd verdwijnen er op deze manier jaar lijks aanzienlijke bedragen in de prullemand, zonder dat de in hun verwachtingen bedrogen opdrachtgevers er zich rekenschap van geven, dat zij zich een rede lijke contractuele zekerheid hadden kunnen ver schaffen." De belangrijkste gebeurtenis van de Internationele Filmweek Arnhem 1959 was voor de Afdelingsleden de voorstelling, waarmede zij afgesloten werd. Al kon deze avond niet met een Nederlands programma wor den besloten, het Nederlandse element was toch op bijzonder goede wijze vertegenwoordigd, zoals dit trouwens de gehele week het geval geweest was. Het tweede hoogtepunt op deze sluitingsavond was de uitreiking van de Staatsprijzen 1959. Medio Maart heeft het Afdelingsbestuur een beroep op de leden gedaan om in het algemeen belang van het Nederlandse filmproductiebedrijf er voorzover mogelijk aan mede te werken, dat voor de cursisten,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 69