71
die een winterseizoen lang de leergang „Scenario en
draaiboek" van de Nederlandse Filmacademie van de
Stichting Nederlands Filminstituut gevolgd hebben,
een plaatsje als „leerling" in te ruimen, opdat zij in
de periode tussen de cursussen enige practische erva
ring op zouden kunnen doen.
Hoewel de leiding van de Filmacademie er harerzijds
naar gestreefd heeft om zoveel mogelijk de juiste per
sonen voor de juiste plaatsen aan te bevelen, zal de
tijd moeten leren of dit eerste stage lopen van de
adspirant-filmers als geslaagd kan worden beschouwd.
Een beter contact tussen academie en bedrijfsleven
zal ongetwijfeld er toe kunnen bijdragen, dat het stage
lopen meer effect afwerpt.
Bij schrijven dd. 25 Juni 1959 deelden Burgemeester
en Wethouders van Amsterdam aan het Afdelingsbe-
stuur mede, dat de Stichting Nederlands Filminstituut
het College verzocht had een verklaring te mogen
ontvangen om een filmvakschool op te richten. Al
vorens de Gemeenteraad ter zake een beslissing kon
nemen, verzochten Burgemeester en Wethouders de
Afdeling met het oog op het bepaalde in artikel 25
van de Nijverheidsonderwijswet om haar advies ter
zake.
Het Afdelingsbestuur heeft in zijn brief aan het Col
lege, er op wijzende dat de Nederlandse filmindustrie
zich geleidelijk aan in Amsterdam en de onmiddellijke
omgeving van de stad (het Gooi) concentreert, als
zijn mening te kennen gegeven, dat Amsterdam inder
daad de aangewezen plaats is waar een filmvakoplei-
ding zou moeten worden gevestigd. Het heeft Burge
meester en Wethouders medegedeeld gaarne het ver
zoek van het Nederlands Filminstituut te willen
ondersteunen.
Dat het vraagstuk van de vakopleiding de voortdurende
aandacht heeft, ook in kringen van de werknemers,
bleek onder meer uit de oriënterende bespreking,
welke de Unie van Werknemers in de Filmproductie-
en Televisiebedrijven op Vrijdag 27 November 1959 in
Hotel Krasnapoisky te Amsterdam heeft gehouden
over de mogelijkheden van een aanvullende vakop
leiding voor degenen, die werkzaam zijn in de film
industrie. Aan deze gedachtenwisseling werd deelgeno
men door vertegenwoordigers van de Besturen van de
Bedrijfsafdeling, de N.B.F, en de U.W.F.T., de leden
van de Commissie voor de Vakopleiding, ingesteld
door deze drie organisaties, Dr. Peters, Directeur van
de Nederlandse Filmacademie en enkele aan deze in
stelling verbonden docenten. Naar aanleiding van
deze bespreking zal nader onderzocht worden in hoe
verre schriftelijke respectievelijk avondcursussen zou
den kunnen worden voorbereid en gegeven.
Door de U.W.F.T. werd in de loop van het verslag
jaar een ontwerp voor een werk- en rusttijdenbesluit
voorgelegd aan het Afdelingsbestuur. Op Vrijdag 18
December werd hierover een oriënterende bespreking
gevoerd met het Bestuur van genoemde organisatie,
welke leidde tot het besluit om een studiecommissie
terzake in het leven te roepen, waarin zowel van
werkgevers- als werknemerszijde drie leden zitting
zullen hebben.
Op verzoek van het Genootschap voor Reclame om
een afgevaardigde van de Afdeling te benoemen in
de Jury Filmprijzen 1958 heeft het Bestuur de heer
M. de Haas als zodanig aangewezen. Op uitnodiging
van het Genootschap heeft de Voorzitter der Afde
ling de tiende Reclamefilmdag bijgewoond, welke op
27 Mei in het Flora Theater te Amsterdam werd
gehouden.
Het Afdelingsbestuur heeft bij het Bestuur van de
Nederlandse Televisie Stichting geprotesteerd tegen
het feit, dat het herhaalde malen is voorgekomen, dat
de namen van producenten en medewerkers van door
de N.T.S., respectievelijk de omroeporganisaties, via
de televisie vertoonde films werden weggelaten. Met
klem heeft het Afdelingsbestuur er bij het Bestuur
van de N.T.S. op aangedrongen er zijn medewerkers,
respectievelijk die van de omroepverenigingen, op te
wijzen, dat zij verplicht zijn de namen van de makers
hetzij aan het begin, hetzij aan het eind van de kopie
aangebracht, mede te vertonen. Het Bestuur van de
N.T.S. heeft daarop medegedeeld, dat het van de
gemaakte opmerkingen goede nota heeft genomen en
de betrokken regisseurs de nodige instructies heeft
gegeven.
Verschillende malen heeft het Afdelingsbestuur van
het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen mededeling ontvangen inzake te houden festivals,
mededinging naar de Staatsprijs enz., welke aan de
leden werden doorgegeven. Voor deelneming aan in
ternationale filmmanifestaties bestond bij de leden
grote belangstelling. Zij waren onder meer vertegen-
woordigd op het Xlle Internationale Filmfestival van
Cannes, het IXe Internationale Filmfestival van Ber
lijn, het XXe Internationale Festival van Venetië, het
iïle Internationale Festival van Journaalfilms, het He
Festival van San Francisco, de VUIe Mannheimer
Kultur- und Dokumentarfilmwoche, het He Internatio
nale Festival van Vancouver, het XlIIe Internationale
Filmfestival van Edinburgh, het Vle Internationale
Festival van de Reclamefilm te Cannes, het Interna
tionale Filmfestival van Moskou enz.
Er werd in 1959 een speelfilm en een jeugdspeelfilm
geproduceerd. Dank zij de steun van de Stichting
Productiefonds voor Nederlandse Films konden nog
in het verslagjaar twee nieuwe, in 1960 uit te voeren,
producties worden voorbereid. Beide films worden
geregisseerd door Nederlandse filmers, die hun eerste
speelfilmproducties reeds achter de rug hebben.
De activiteit op het gebied van de opdrachtfilm bleef
onverminderd. De aan het verslag gehechte lijst van
de titels van de belangrijkste films, welke door onze
leden in 1959 werden vervaardigd, geeft de indruk,
dat de belangstelling van opdrachtgevers in binnen-
en buitenland is toegenomen.
Naast de journaalfilmindustrie met zijn geregelde uit
wisseling van Nederlandse opnamen met buitenlandse
journaals handhaafde zich de export van losse actua
liteiten, ook voor de internationale televisie, naar het
buitenland, dat daardoor ons volkskarakter leert ken
nen.
Onze Afdeling betreurt het heengaan van Mr. H.
Wilton, gedelegeerd-commissaris van de N.V. City
Film, en van de heer J. A. L. Kemps, directeur van
Standaardfilms Productie Maatschappij N.V.
Het onverwachte verscheiden van deze, zich in de
volle kracht van hun leven bevindende, ondernemers,
betekende ook voor het bedrijf een gevoelig verlies.
Hun namen zullen in onze herinnering voortleven.
Ik moge dit verslag besluiten met de wens uit te
spreken, dat 1960 voor het Nederlandse filmfabricage-
en filmproductiebedrijf een voorspoedig jaar moge
worden.