78 het gesteld met de onderscheiden economische en sociale factoren die een blijvende druk uitoefenen op de gezonde ontwikkeling onzer ondernemingen; tegen deze gestadige druk is slechts één remedie denkbaar, t.w. een afdoende verlichting der op ons bedrijf druk kende extra-lasten welke nog dateren uit de tijd waarin de bioscoop doorging voor een onder alle omstandig heden florerende onderneming, die uit dezen hoofde van overheidswege werd beschouwd als een object par excellence voor de heffing van een zware weelde belasting in de vorm van een uitzonderlijk hoge belas ting op vermakelijkheden. Dat de tijden in dit opzicht definitief veranderd zijn en dat de huidige rentabili teit van het bioscoopbedrijf zeker geen extra-belasting van deze omvang meer kan verduren, behoeft voor ingewijden geen betoog. Hoewel hiervoor ook in de kringen buiten ons bedrijf geleidelijk meer begrip wordt ontmoet, maakt het spookbeeld van de finan ciële verhouding tussen Rijk en gemeenten het nage noeg ondoenlijk om de hier en daar ook bij de ge meentebesturen groeiende belangstelling voor dit pro bleem op korte termijn omgezet te zien in tastbare resultaten. Het door ons bestuur met de Rotterdamse gemeentelijke autoriteiten gepleegde overleg toonde weer eens duidelijk aan welke bijkans onneembare barrières zich hiertegen verheffen. Ons afdelingsbe stuur is dan ook tot de overtuiging gekomen dat plaatselijk ondernomen pogingen in deze richting bij voorbaat tot mislukking zijn gedoemd en dat alleen een gecoördineerd beroep op de centrale overheid de hoognodige uitkomst zal kunnen bieden. In het verslagjaar kwam onze afdeling driemaal in vergadering bijeen. Aandacht werd besteed aan ver schillende onderwerpen, zoals de Hoofdbestuursvoor- stellen tot wijziging van enkele reglementen en tot vaststelling van het nieuwe bedrijfsreglement op ge schenkbonnen, de onderhandelingen met het Gemeen tebestuur terzake van de vermakelijkheidsbelasting, het verloop der entree-prijzen en een wijziging van het formaat van het gezamenlijke advertentieblok, welke overigens na een proeftijd van zes weken weer ongedaan werd gemaakt. Ook de filmvoorstellingen voor bejaarden, de onrechtmatige vertoning van speel films door non-commerciële instellingen, de medewer king aan collecten e.d., vormden een onderwerp van gesprek. Daar de periodiek aftredende bestuursleden in de jaarlijkse ledenvergadering werden herkozen, bleef het bestuur in zijn samenstelling ongewijzigd: C. van Willigen voorzitter; C. J. Blad - vice-voorzitter; W. F. Dubbeldeman - secretaris; I. Keizer - penningmeester; E. J. Weier - lid. De heer Dubbeldeman, die gedurende een aantal jaren deel uitmaakte van onze delegatie in de Afdelingsraad, legde deze afvaardiging neer in verband met de om standigheid dat hij onze zuster-afdeling Amsterdam q.q. in dit college ging vertegenwoordigen. In de hierdoor voor onze afdeling ontstane vacature werd voorzien door de benoeming van de heer C. J. Blad; ook de heren C. van Willigen en E. J. Weier hebben zitting in de Afdelingsraad. Onze voorzitter, die in genoemde Raad het presidium bekleedt, vertegenwoor digt onze afdeling eveneens in de Ledenraad, terwijl voorts, zoals bekend, leden onzer afdeling zitting hebben in verscheiden andere Bondscolleges en -com missies. Met diep leedwezen namen wij kennis van het schok kende bericht van overlijden van de heer Mr. H. Wilton; het tragische ongeval dat hem op 38-jarige leeftijd aan de zijnen ontrukte, betekende tevens een ernstig verlies voor de onder zijn leiding staande ven nootschap, die als lid onzer afdeling het Lumière theater in exploitatie heeft. Wij houden de nagedach tenis aan zijn sympathieke figuur in hoge ere. In ons vorige jaarverslag gewaagden wij reeds van de verre van rooskleurige stand van zaken in ons Rot- terdamse bioscoop-park. Het Scala theater dat in de loop van het jaar 1958 zijn exploitatie staakte, bleef ook gedurende het gehele jaar 1959 gesloten, daar de groep die dit fraaie nieuwe gebouw in eigendom had verworven, kennelijk niet vermocht te slagen in ver wezenlijking van zijn plannen tot vestiging van een Cinerama-exploitatie. In het verslagjaar verdween er nog een Rotterdamse bioscoop van het tableau; het theater Lutusca dat in 1946 als tijdelijke bioscoop was gebouwd door een drietal door het oorlogsge weld gedupeerde afdelingsleden en de laatste jaren alleen door de Maatschappij Tuschinski N.V. werd geëxploiteerd, moest op 30 September 1959 zijn deuren sluiten. Op last van het Gemeentebestuur, verhuur- ster van het Lutusca-terrein, moest het gebouw uit stedebouwkundige overwegingen worden gesloopt; de door belanghebbenden ondernomen pogingen tot het verkrijgen van een alleszins plausibel uitstel leden schipbreuk. Verheugend was het daarentegen dat ons afdelingslid Chermoek's Theaters N.V. in het begin van het jaar eindelijk de rijksgoedkeuring verkreeg voor de her bouw van het in de oorlog verwoeste Corso theater. Reeds op 15 april werd de eerste paal geslagen en de bouwwerkzaamheden zijn intussen nog in volle gang. Tenslotte laten wij hieronder het gebruikelijke ver gelijkende overzicht volgen van de bezoekersaantallen, de bruto- en netto-recettes en de vermakelijkheidsbe lasting: 1959: 1958: Bezoekers: 5.197.085 6.074.032 Bruto-recette: ƒ6.445.613.- ƒ7.906.030.— Netto-recette: (vóór aftrek O.B.) ƒ5.157.429.— ƒ6.324.401.— Vermakelijkheidsbelasting f 1.288.184.— 1.581.629. Het bezoekersaantal daalde derhalve met 14.4% en de recettes, zowel bruto als netto, met 18.5%. Wij durven ons verslag te besluiten met het uitspre ken, zoal niet van het vertrouwen, dan toch van de hoop dat het nieuw begonnen jaar enig herstel te zien moge geven, al ware het slechts ter ondersteuning van het streven onzer leden om alles te doen wat in hun vermogen ligt om de ongunst der tijden te doorstaan en het aan hun zorgen toevertrouwde on misbare element in het recreatieve leven te handhaven op het hoge peil waarop het in de loop der jaren met aller inspanning is gebracht. W. F. DUBBELDEMAN, Secretaris.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 77