Verslag over het Stichtingsjaar 1958-1959 84 1 September 1958 t/m 31 Augustus 1959 Hoewel er dit jaar slechts één Bestuursvergadering plaatsvond, waarin behalve jaarstukken verschillende lopende zaken zoals dispensatiekwesties werden behan deld, is er daarom niet minder werk verzet dan voor heen en wel in het bijzonder door de Redactie Com missie. Overeenkomstig de in ons vorige verslag uitgesproken verwachtingen is deze Commissie er in geslaagd haar werkzaamheden te voltooien, met dien verstande dat thans nog slechts wordt gewerkt aan enkele aanvullin- gen en aan enige bijlagen welke te zijner tijd aan het boekwerk toegevoegd zullen worden. Het hoofdwerk heeft echter dit jaar zijn beslag gekre gen, hetgeen betekent, dat een handboek tot stand is gekomen dat 1.055 pagina's omvat, verdeeld over 44 hoofdstukken en geïllustreerd met honderden tekenin gen, schema's en afbeeldingen. Tussen het afsluiten van het werk van de Redactie Commissie en het gereedkomen van de gedrukte tek sten verlopen steeds enige maanden en zo komt het, dat in dit verslag de officiële verschijning van het complete werk nog niet kan worden vermeld. Wel kan worden geconstateerd dat de Redactie Com missie in nauw overleg met de samensteller van de teksten e.d., de heer D. C. van Reijendam, erin is ge slaagd in ongeveer drie jaren dit unieke werk het licht te doen zien. Daarvoor waren 35 Redactieverga deringen nodig, waarvan er 9 in dit verslagjaar vielen en moesten vele honderden pagina's concepttekst van de hand van de heer Van Reijendam worden doorge werkt, ettelijke honderden tekeningen worden beoor deeld enz. enz. Zoals bekend mag worden verondersteld, is het sys teem gevolgd om de gereedgekomen gedeelten van het boek steeds per onderwerp aan de voor-intekenaars te verstrekken, waardoor de situatie thans zodanig is dat voor wat de voor-intekenaars betreft alleen het onder deel versterkertechniek nog moet verschijnen. Dit zal in het begin van het komende verslagjaar gebeuren. Over de inhoud en verzorging van het boek werd tot dusverre niets dan lof gehoord en zelfs van een grote buitenlandse onderneming op bioscooptechnisch gebied ontving het Bestuur een schriftelijk blijk van bewon dering voor hetgeen hier werd gepresteerd. De Redactie Commissie die voor de behandeling van het reeds genoemde onderwerp versterkertechniek, zo als te doen gebruikelijk, met twee experts op dit ter rein werd uitgebreid zag er dit jaar als volgt uit: W. F. Dubbeldeman, Voorzitter, J. B. Berman, E. F. Henny, J. v.d. Heuvel, F. v.d. Heyden, J. H. v. Peur- sem, E. F. W. Trijssenaar, J. Schipper, R. de Vries, E. J. Weier en L. Claassen, lid-secretaris. Tevens woonde de heer van Reijendam uiteraard alle ver gaderingen bij. Dat de Commissieleden hun taak met enthousiasme vervulden, wordt duidelijk geïllustreerd door het feit, dat slechts zelden een van de Commissieleden ver stek liet gaan, hetgeen bij dergelijke intensieve en langdurige werkzaamheden dikwijls anders is. De gezamenlijke Bestuursleden werden dit jaar door het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop- Bond herbenoemd, zodat het Bestuur als volgt bleef samengesteld: W. F. Dubbeldeman, Voorzitter; G. H. Groenewegen, Penningmeester; O. P. Besseling, H. A. Fluyter, F. v.d. Heyden, D. Meenhorst, E. F. W. Trijssenaar, H. J. Zwart, leden; L. Claassen, Secretaris. In September 1958 begon een nieuwe schriftelijke cursus en wel met 42 deelnemers. Tegen het einde van het kalenderjaar was dit aantal gestegen tot 74, waarvan er 20 studeerden voor het examen ter verkrij. ging van het Praktijkcertificaat. Nadat deze laatste groep in Maart 1959 de desbetreffende uit 30 lessen bestaande studie had voltooid, resteerden er nog 51 cursisten. Tegen het einde van het verslagjaar was dit aantal gedaald tot 49. Er was hier dus sprake van een uit zonderlijk gering verloop, daar dit zich gewoonlijk op de helft van de studietijd rond de 20% beweegt. Verder liepen nog een drietal oude cursussen, met in totaal 93 cursisten aan het begin van het verslag jaar en 57 aan het einde daarvan, waarbij zij opge merkt dat een van de drie oude cursussen, welke bestond uit een aantal militaire cursisten, inmiddels was geëindigd. Het totale aantal cursisten beliep aldus aan het einde van het cursusjaar 106 en aangezien twee van de drie lopende cursussen in het begin van het komende ver slagjaar ten einde zullen zijn, moet dan een vrij sterke daling van het cursistenaantal verwacht wor den, tenzij er bijzonder veel belangstelling voor de nieuwe cursus zou bestaan, die in September a.s. be gint. In het licht van de heersende omstandigheden ligt dit echter niet in de lijn der verwachtingen. Voor wat betreft de studieresultaten kan worden ge rapporteerd, dat er over het algemeen goed is gewerkt, hoewel tevens moet worden geconstateerd dat vele cursisten aanzienlijke achterstanden hebben bij de uitwerking van de bij de lessen behorende vraagstuk ken. Dit verschijnsel heeft zich, zodra het zuiver praktische gedeelte van de cursus achter de rug is, steeds voorgedaan, doch het komt ons voor dat de laatste tijd een bedenkelijke toekenning is te consta. teren ondanks herhaalde aandrang op de cursisten tot regelmatig inzenden van werk, respectievelijk rap porten aan werkgevers die de leskosten geheel of gedeeltelijk voor hun rekening nemen. Het is ons nog niet duidelijk of hier sprake is van een vorm van gemakzucht, wij zouden haast willen spreken van een tijdsverschijnsel, of dat de oorzaak gezocht moet worden in het lestempo. Met dit laatste bedoelen wij dan, dat vele cursisten mogelijk niet in staat zijn de tamelijk moeilijke theoretische leerstof welke iedere les bevat, per week te verwerken, waar door achterstanden ontstaan die steeds groter worden, hetgeen een ontmoedigende invloed heeft. Bezien zal moeten worden welke maatregelen tot verbetering van bedoelde situatie kunnen leiden. Het correctiewerk was overigens ook dit jaar in han den van de heren P. H. A. Lankester, J. H. van Peursem, J. Schipper en R. de Vries en er werd met hen op voortreffelijke wijze samengewerkt.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1959 | | pagina 83