18 het filmbedrijf en de afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting. Van verschil lende zijden werd sterk de nadruk gelegd op het belang van het behoud van een gezonde nationale filmproduktie en op de noodzaak van een gezamenlijk optre den van alle bij film en bioscoop betrokkenen op Europees niveau. Besloten werd een memorandum te doen samenstellen ter ondersteuning van de eis tot een rechtvaardiger fiscale behandeling van het film- en bioscoopbedrijf in alle landen. De algemene vergadering hield zich voorts bezig met het vraagstuk van de auteursrechten, dat in verband met de voorbereidingen, die worden getroffen ter herziening van de Conventie van Bern, van grote betekenis is. U.I.E.C. De internationale organisatie van bioscoopexploitanten, de Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique, heeft op 3 en 4 mei te Parijs een algemene vergadering gehouden, waaraan namens de Nederlandsche Bioscoop-Bond werd deelgenomen door de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, en de Bondsdirec teur, de heer J.G.J. Bosman. De ingrijpende wijziging, die op stapel staat met betrekking tot de internationale regeling van het auteursrecht, zoals die is neergelegd in de Conventie van Bern, bracht de vergadering tot de uitspraak, dat films aan bioscopen dienen te worden geleverd vrij van alle rechten, ook van auteursrechten. Men was van mening, dat de vergoeding voor het auteursrecht uitsluitend een aangelegenheid van de filmproducent is. De U.I.E.C. zal zich daarom met alle middelen verzetten tegen een stelsel, waarin schrijvers en anderen, die auteursrechten op films bezitten, aanspraak kunnen maken op een procentueel deel van de bioscooprecettes. Met betrekking tot de vermakelijkheidsbelasting stelde de vergadering vast, dat er een absolute noodzakelijkheid bestaat om in het kader van de Europese Econo mische Gemeenschap de bioscopen op één lijn te stellen, daarbij uitgaande van de tarieven in het land, dat de gunstigste regeling heeft. De vergadering drong aan op een versnelling van de roulatie en de internationale uitwisseling van films, die zijn toegelaten voor vertoning voor personen van alle leeftijden door de opheffing van nog bestaande invoerbeperkingen en op een al gemene afschaffing van vermakelijkheidsbelasting met betrekking tot deze films. De U.I.E.C. heeft tenslotte ook haar wensen kenbaar gemaakt met betrekking tot de verhouding tussen bioscoopbedrijf en televisie. In een resolutie daaromtrent wordt gezegd, dat de U.I.E.C. de televisie het recht betwist films te vertonen, die bestemd zijn voor bioscoopvoorstellingen. De U.I.E.C. herinnert eraan, dat de televisie een onrechtmatige concurrentie uitoefent, dankzij de voorrechten, die de staat hem heeft verleend en machtigt haar leden tot het nemen van maatregelen tot herstel van een rechtvaardige verhouding.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1962 | | pagina 18