Technische commissie
26
bedroeg omstreeks 1700. Daarin zijn niet begrepen de vele werknemers die in
gedispenseerde pensioenregelingen deelnemen en wier aantal nog eens enige
honderden bedraagt.
Op 31 december 1962 was het Bestuur van het Bedrijfspensioenfonds voor het
Film- en Bioscoopbedrijf samengesteld uit de heren R. Uges, voorzitter,
L. H. Röttger, vice-voorzitter, J. J. van der Veer, secretaris, W. J. L. v. d. Bol,
J. G. J. Bosman, W. F. Dubbeldeman, W. J. F. van Ewijk, J. van Helden,
J. H. Lefeber, H. Miedema, Mr. J. C. F. Pons, E. J. Verschueren, A. F. Wolff en
H. J. Zwart. De heren Uges, Röttger, Van der Veer en Miedema vormden het
Dagelijks Bestuur. In het Bestuur werken samen de Nederlandsche Bioscoop-Bond
als werkgeversorganisatie en de Katholieke Bond „St. Antonius", de Algemene
Bond „Mercurius" en de Unie van Werknemers in de Filmproductie- en Televisie
bedrijven als werknemersbonden. Als administrateur van het Fonds fungeerde
wederom het Gemeenschappelijk Administratiekantoor te Amsterdam.
Evenals in 1961 was de Technische Commissie in dit verslagjaar samengesteld
uit de heren D. J. van Leen, O. P. Besseling, Th. Cornelissen, J. J. L. Gielisse,
G. H. Groenewegen, D. Siem Jr, H. W. Hagenberg, secretaris en L. Claassen,
plaatsvervangend secretaris.
Er vond in 1962 slechts één vergadering plaats, waarin o.a. werd besloten om op
grond van een door het Nederlands Genootschap voor Filmtechniek ingesteld on
derzoek, de tot dan toe geldende normen voor de doekbelichting in bioscopen te
herzien. Deze herziening kwam er op neer, dat de minimale gereflecteerde hel
derheid, gemeten in het midden van het scherm zonder film, ten minste 120 apos-
tilb dient te bedragen en ten hoogste 160 apostilb. Voorts zijn aanbevelingen ge
geven voor de toelaatbare randafval bij de verschillende projectiesystemen. De
details van deze aangelegenheid werden in het Bondsorgaan Film gepubliceerd,
zodat daarnaar moge worden verwezen.
Voorts zijn aanbevelingen op filmgebied, die bij de Nederlandse Normalisatie Com
missie in behandeling waren, via onze vertegenwoordiger in deze Commissie, de
heer O. P. Besseling, besproken en werd het standpunt van de Technische Com
missie te bestemder plaatse kenbaar gemaakt.
Tenslotte maakten een punt van bespreking uit de wijzigingen, die zijn aange
bracht in de richtlijnen voor de veiligheid in bioscopen en die ten doel hebben
het gebruik van programma-automaten in de projectiecabine mogelijk te maken,
zonder in conflict te komen met de bestaande veiligheidsbepalingen. Ook hier
omtrent werd het nodige in het Bondsorgaan Film gepubliceerd.
Het in 1961 aan het Hoofdbestuur gedane voorstel om te komen tot een uniform
filmrapport, zulks teneinde het euvel der filmbeschadigingen op effectieve wijze
te kunnen bestrijden, kwam in de loop van het verslagjaar zowel in de Afdelings-