Wetsontwerp tot wijziging der Bioscoopwet 43 derde voor de televisie zitting hebbend lid bleef in het verslagjaar onbezet. De heer Uges fungeerde als voorzitter der gemengde commissie. De Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, trad op als plaatsvervangend lid voor de Bondsvertegen woordigers in de commissie. Op het terrein van de reclametelevisie valt in 1962 nog niets concreets te melden. Wel is uit de Memorie van Antwoord, welke de Staatssecretarissen van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en van Economische Zaken op 9 november 1962 bij de Tweede Kamer hebben ingediend, af te leiden, dat de Regering geporteerd blijft voor het verlenen van een desbetreffende concessie aan een onafhankelijke pro grammamaatschappij. Een definitieve beslissing terzake kan men eerst in 1963 verwachten. Dezerzijds kan slechts de hoop worden uitgesproken, dat de Regering zal voldoen aan het einde 1959 door het Hoofdbestuur gedane verzoek aan een eventuele concessie voorwaarden te verbinden ter waarborging binnen redelijke grenzen van de belangen van het film- en bioscoopbedrijf in zijn totaliteit. De proeven, welke in de Angelsaksische landen worden genomen met een systeem van televisie-uitzendingen, waarbij de kijkers voor iedere uitzending een bepaald bedrag moeten voldoen (in die landen in hoofdzaak aangeduid met de benaming Toll T.V.), heeft liet Hoofdbestuur nauwlettend gevolgd. Er zijn geen aanwijzin gen, dat een dergelijke vorm van televisiedistributie in ons land in een min of meer nabije toekomst zal worden verwezenlijkt. Wel is bij het Staatsbedrijf der P.T.T. in overweging het oneconomische instituut van de draadomroep nieuw leven in te blazen door een combinatie met zogenaamde draadtelevisie, waarbij tevens een stelsel van ,,Toll T.V." zou kunnen worden geïntroduceerd. Het Hoofdbestuur heeft het nuttig geoordeeld omtrent deze aangelegenheid contact te onderhouden met de betrokken autoriteiten en instellingen teneinde te bewerkstelligen, dat, wanneer het in ons land ooit tot „Toll T.V." zou komen en men daarbij mede de speelfilm zou willen inschakelen, geen licenties aan individuele ondernemingen worden verleend met het gevaar van het ontstaan van monopolistische posi ties doch aan het gezamenlijke Nederlandse bioscoopbedrijf. De Bondsdirecteur vertegenwoordigde de Bond ook in het verslagjaar in de Televisiecommissie. Deze subcommissie van de Voorlichtingsraad houdt zich in het bijzonder bezig met de aanwending van de televisie als voorlichtingsmedium door de Rijksoverheid. Het ontwerp van wet, hetwelk de Regering op 27 januari 1961 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal heeft ingediend ter wijziging van de Bioscoopwet, beoogde blijkens de Memorie van Toelichting een technische herziening, die de wet zoveel mogelijk op de hoogte van de tijd zou moeten brengen. Van essentiële bete kenis in het ontwerp zijn te achten de voorgestelde aanpassing van artikel 1, lid 2, 2e der wet aan de hieraan in de loop der tijden gegeven interpretatie, een nauw keuriger redactie met betrekking tot de rechten en verplichtingen van houders van

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1962 | | pagina 43