comité zitting had genomen, heeft namens het Hoofdbestuur een beroep op het georganiseerde Nederlandse film- en bioscoopbedrijf gedaan om, afgezien van individuele activiteiten, een gemeenschappelijke bijdrage te schenken als blijk van de eensgezinde gevoelens van dit bedrijf jegens het Koninklijk Paar. Vele bedrijfs- genoten hebben aan dit verzoek gevolg gegeven; zij hebben een bedrag bijeen gebracht van omstreeks 6.400, Nationale Herdenking De Nationale Herdenking had in 1962 plaats op vrijdag, 4 mei. Na gepleegd over leg met de Commissie Nationale Herdenking te 's-Gravenhage heeft het Hoofd bestuur de leden-bioscoopexploitanten geadviseerd om op de avond van de herdenking van 18.00 tot 21.00 uur zodanige regelingen te treffen met betrek king tot de exploitatie van hun zaken als met het oog op het karakter van de nationale herdenkingsavond passend zijn te achten. Met name heeft het Hoofd bestuur het wenselijk geoordeeld gedurende de herdenkingsplechtigheden geen lichtreclame te bezigen. De leden hebben het advies van het Hoofdbestuur unaniem opgevolgd. In gemeen ten waar de herdenking op andere tijdstippen plaats vond, werd daarmede in vorenvermelde zin rekening gehouden. Commissie voor Niet-Commerciële Reclame De Commissie voor Niet-Commerciële Reclame, indertijd ingesteld door het Hoofdbestuur en het Bestuur van de Nederlandsche Vereeniging van Bioscoop reclame-Exploitanten om de leden-bioscoopexploitanten en de reclamebureau's te adviseren ter zake van het kosteloos of tegen gereduceerd tarief exploiteren van bioscoopreclame, bestond ook in het afgelopen jaar uit de heren J. v. d. Horst, voorzitter, P. J. Burbach, B. W. G. van Royen en J. Smit, leden, alsmede H. W. Hagenberg, secretaris, met als toegevoegd lid voor de beoordeling van sponsored films, L. W. R. Meyer. De Commissie behandelde 21 aanvragen tegen 23 in het vorige jaar. In 13 gevallen adviseerde zij bioscoopondernemers en bioscoop- reclamebureau's tot kosteloze vertoning van 12 platen en één film Voor de ver toning van vier platen werd geadviseerd tot reductieverlening. Afgewezen werden vier verzoeken om advies tot het verlenen van een faciliteit ten aanzien van het vertoningstarief, omdat zij niet onder de noemer „sociale aangelegenheden van algemene betekenis" vielen. De Commissie beoordeelde op verzoek van de betrokken filmverhuurkantoren bovendien twee korte films op de aanwezigheid van reclame. De Commissie kwam tot de conclusie, dat de ene film een element van reclame bevatte en dus niet als normaal bijwerk voor de bioscopen kon worden beschouwd. Wel was zij van oordeel, dat deze film met haar lengte van 362 meter in aanmerking zou kunnen 51

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1962 | | pagina 51