van de heer D. J. van Leen, Wassenaar, die zich niet herkiesbaar had gesteld. Eveneens bij enkele candidaatstelling werden tot leden van het Hoofdbestuur herkozen de heren J. Nijland te Utrecht en C. S. Roem te 's-Gravenhage. De tweede ledenvergadering werd in Amsterdam gehouden op 26 november. De Bondsvoorzitter heeft in zijn openingsrede een overzicht gegeven van de ontwikke ling op het gebied van de actie tegen de vermakelijkheidsbelasting en van de onderhandelingen met de Nederlandse Televisie Stichting. Op voorstel van het Hoofdbestuur werd de heer J. L. Paerl uit Amsterdam tot erelid benoemd. In de vacature van lid van het Hoofdbestuur, ontstaan door het tussentijds aftreden van de heer H. S. Boekman uit Amsterdam werd bij enkele candidaatstelling voorzien door de verkiezing van de heer W. Hemelraad te Utrecht. De Bondsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, hield een beschouwing over de betekenis van de Europese Economische Gemeenschap en het effect van deze gemeenschap op de filmhandel in Nederland. Ledenraad In het verslagjaar is één vergadering van de Ledenraad gehouden en wel op 27 november. Een voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van het Bedrijfs- reglement op de Televisie werd ter nadere bestudering aangehouden. Goedgekeurd werd het voorstel tot wijziging van artikel 10, tweede lid en artikel 11, tweede lid, sub b van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden. Artikel 10 bevat het verbod om in vertoningsovereenkomsten een garantiesom met betrekking tot de opbrengst te bedingen, waarvan uitgezonderd waren bioscopen, welke een netto recette hadden van ten hoogste 260,gemiddeld per vertoningsweek met dien verstande, dat van deze bioscopen een garantiesom van ten hoogste 40,per hoofdfilm mocht worden bedongen. De wijziging komt hierop neer, dat voormelde 56 garantie voortaan mag worden bedongen van de bioscopen, die een netto-recette hebben van ten hoogste 1.925,gemiddeld per vertoningsweek. Artikel 11 van het Aanvullingsreglement Bondsvoorwaarden bevat een regeling van maximum en minimum percentages, waarvan onder andere uitgezonderd zijn zoals in het tweede lid sub b is omschreven 15 van de door elke verhuurder in een tijdvak van een jaar uit te brengen nieuwe hoofdfilms met een minimum van twee per jaar. De wijziging betekent, dat in vertoningsovereenkomsten betreffende bioscopen, die een netto-recette hebben van niet meer dan 100.000,per jaar, geen hogere filmhuur dan 60 mag worden bedongen. Verder besloot de Raad de looptijd van het Bedrijfsbesluit terzake van de Film vertoning met een jaar te verlengen. In dit besluit werd een wijziging aangebracht, waardoor het niet meer is toegestaan om per avond meer dan één hoofdfilm te vertonen. Ook de looptijd van het Bedrijfsbesluit inzake de Programmering werd weer met een jaar verlengd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1962 | | pagina 56