De filmfabrieken
82
en Rome. Ook de films „Faja Lobbi",
„Het Huis", ,,de Lage Landen", „Uit
zicht op de Hemel", ,,Os Mundi",
„Prijs de Zee" en „Glas" leverden dit
jaar wederom onderscheidingen op
voor hun makers.
Volgens gegevens van het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Weten
schappen, dat evenals voorheen de
Nederlandse filmvertegenwoordiging
op de buitenlandse festivals regelde en
daarvoor alle lof verdient, is met 78
inzendingen deelgenomen aan 33
filmfestivals verspreid over de gehele
wereld.
Er zijn in totaal 32 prijzen verworven.
Voor wat de reclamefilms betreft was
het opnieuw de N.V. Joop Geesink's
Dollywood, die diverse prijzen wist te
veroveren.
In de zogenoemde Groene Week te
Berlijn verwierf zij een hoofdprijs n.1.
het Gouden Oor en tijdens het negende
internationale reclamefilm Festival te
Venetië niet minder dan drie verschil
lende prijzen op een aantal van onge
veer duizend inzendingen uit de ge
hele wereld. Voorts werd een harer
films nog tweemaal bekroond op het
Festival te Mar del Plata.
De jaarprijs van het Genootschap
voor Reclame, zowel als de prijs van.
de Nederlandse Vereniging van Bios
coopreclame-Exploitanten viel ditmaal
ten deel aan Albert Brosens Film
productie.
In tegenstelling tot de optimistische
geluiden ten aanzien van de film-
produktie was de gang van zaken bij
de film verwerkende bedrijven min
der rooskleurig. Door de scherpe on
derlinge concurrentie hebben de be-
werkingsprijzen geen gelijke tred kun
nen houden met de sterk gestegen al
gemene kosten en dit leidde ertoe dat
de leden filmfabrikanten gedurende
het verslagjaar enige malen bijeen zijn
gekomen, teneinde te bespreken hoe
de gestadige verslechtering het hoofd
zou kunnen worden geboden. Om het
laboratoriumbedrijf als geheel gezond
te kunnen houden, hetgeen met het
oog op de E.E.G. ontwikkelingen van
groot belang moet worden geacht, zag
men een vrij drastische prijsverhoging
als onvermijdelijk. De betrokkenen
wilden daartoe evenwel niet besluiten
zonder tevoren een accountantsonder
zoek te doen instellen, teneinde tot
verantwoorde minimumprijzen voor
de voornaamste bewerkingen te
komen.
Gezien de daaraan verbonden kosten,
die voor rekening van de betrokken
leden zouden zijn, werd dit onderzoek
tenslotte tot de voornaamste laborato
ria beperkt.
Het resultaat hiervan was per het einde
van dit verslagjaar nog niet bekend.
Vastgesteld kan worden, dat het aan
tal ingevoerde zwart/wit negatieven
van hoofdfilms wederom is gedaald en
wel tot nog slechts 26 (1959:87;
1960:59; 1961:33).
Het aantal ingevoerde hoofdfilms liep
terug van 416 in 1961 tot 396 in 1962,
doch daaronder bevonden zieh toch
nog 215 (239) zwart/wit films. De
conclusie ligt voor de hand, dat de
leden-filmverhuurders hun copieën
dus in toenemende mate uit het buiten
land betrekken, hetgeen uiteraard
wordt betreurd.
Volgens de beschikbare gegevens zijn