in 1962 in totaal, inclusief het z.g.
omcopiëren, 213 copieën van hoofd
films vervaardigd, waaronder 51 co
pieën van Nederlandse films. Dit aan
tal is aan de zeer lage kant en er zal
gestreefd moeten worden naar een
verbetering in deze situatie, aangezien
het werkverlies in deze sector niet kan
worden gecompenseerd door het toe
genomen aantal korte films, dat de
filmfabrieken werk verschaft.
Het Ledental
Het aantal filmproducenten, dat in het
vorige verslagjaar 33 bedroeg, steeg
tot 38, doordat zes nieuwe leden wer
den toegelaten en één lid wegens het
verlies van de vereisten op eigen ver
zoek werd afgevoerd. Aan nog een
aantal leden werd mededeling gedaan,
dat zij voor de bedrijfstak speelfilms
niet langer aan de reglementaire ver
eisten voldeden en in de toekomst
voor de desbetreffende bedrijfstak van
het lidmaatschap vervallen verklaard
zouden kunnen worden, indien niet op
korte termijn zou blijken, dat in de
naaste toekomst opnieuw speelfilm-
plannen ter hand worden genomen.
Het aantal filmfabrikanten steeg van
10 tot 12, doordat één nieuw lid werd
toegelaten en aan een bestaand lid toe
stemming werd verleend een bepaalde
tak van een filmfabriek te gaan ex
ploiteren.
Het totaal aantal leden van de Afde
ling is aldus in het tiende jaar van haar
bestaan gekomen op het respectabele
aantal van vijftig.
Vooruitzichten
Terugziende op het afgelopen jaar kan
worden geconstateerd, dat hoewel
geen spectaculaire verbeteringen zijn
aan te wijzen, het produktiebedrijf
zijn positie duidelijk heeft weten te
handhaven.
Een belangrijke stimulans vormt zeker
het feit, dat de Minister van Onder
wijs, Kunsten en Wetenschappen de
voor 1963 gevoteerde subsidie voor de
produktie van korte Nederlandse
films opnieuw heeft verhoogd en wel
van 400.000,— tot 450.000,—.
Ook zal de overheidsbijdrage voor
het Produktiefonds andermaal met
100.000,worden verhoogd en
mag verwacht worden, dat deze voor
1963 425.000,— zal gaan bedragen.
Daarnaast valt in het bedrijfsleven een
groeiende belangstelling voor het me
dium film waar te nemen en zal moge
lijk reeds in het komende jaar ook de
commerciële televisie in ons land extra
activiteiten op produktiegebied teweeg
gaan brengen.
De vooruitzichten zijn dan ook be
paald niet ongunstig en het is te hopen,
dat de minder rooskleurige gang van
zaken in het filmfabricagebedrijf,
waarvan elders gewag is gemaakt, in
de naaste toekomst een gunstige wen
ding te zien zal geven, daar zulks als
een gemeenschappelijk belang be
schouwd moet worden.
Februari 1963
83
Mr. H. B. F. J. A. Peters,
Secretaris