Buitenlandse betrekkingen 16 Nederlandse speelfilms voor gebruik van de studio's van de Stichting Cinetone. Het Bestuur heeft er wederom aan medegewerkt, dat filmstof voor de producenten beschikbaar komt. Het heeft hiertoe een zevental voorschotten tot het schrijven van scenario's verstrekt. De ingewikkelde problemen, die ook voor het film- en bioscoopbedrijf verbonden zijn aan de geleidelijke totstandkoming van de Europese Economische Gemeen schap, hebben in 1963 veel tijd van de verschillende internationale organisaties gevergd. Drie elementen traden daarbij sterk op de voorgrond: de opheffing van de vermakelijkheidsbelasting, de financiële steun aan de filmproduktie en de ver houding tussen film- en bioscoopbedrijf en de televisie. C.I.C.E. en U.E.S.C Reeds in de eerste week van januari hebben het Comité de 1'Industrie Cinéma- tographique Européenne (C.I.C.E.) en de Union Européenne du Spectacle Ciné- matographique (U.E.S.C.) te Parijs een vergadering gehouden, waar de beide organisaties gezamenlijk hebben overlegd over de toekomstige Europese film- politiek. De vergaderingen werden voor de Nederlandsche Bioscoop-Bond bij gewoond door de heren Joh. Miedema, C. S. Roem en J. G. J. Bosman. Tijdens deze vergadering werd een resolutie opgesteld, waarvan wij de inhoud hieronder weergeven: Het C.I.C.E. en de U.E.S.C. stellen in deze resolutie vast, dat bij de huidige stand van zaken in de meeste leden-staten van de Gemeenschappelijke Markt in ver schillende vormen tijdelijke stelsels van financiële steun aan de produktie bestaan, die in de landen van de E.E.G. na de afschaffing van de belasting op de bioscoop recettes dienen te worden geünificeerd in een gemeenschappelijk kaderstelsel dat aan de bedrijfsgenoten een deel van de recette toekent volgens bepalingen, die op nationaal niveau door het bedrijf moeten worden vastgesteld. Rekening houdende met de verdwijning binnen korte of lange tijd van deze verschillende nationale steunmaatregelen voor de produktie spreken zij nogmaals als hun wil uit om in het gemeenschappelijk kader een constructieve oplossing van de gehele problematiek van het film- en bioscoopbedrijf na te streven. Het C.I.C.E. en de U.E.S.C. bevestigen het beginsel van de contractuele verdeling van de recette, die aan de cassa's is ontvangen; echter om het de produktie moge lijk te maken een nieuw economisch evenwicht te vinden na het verdwijnen van de nationale steun erkennen zij, dat gedurende een bepaalde periode zou kunnen worden toegestaan, dat op de recette een voorkeursheffing wordt gelegd en dat na afloop van deze periode contractuele overeenkomsten eventueel een nieuwe hef fing voor een nieuwe periode zouden kunnen vastleggen. Zij verklaren, dat deze beginselverklaring uiteraard moet worden aangevuld door een bepaling van de termen en de duur van de heffing teneinde de ondertekening van de akkoorden tussen de beide belanghebbende organisaties mogelijk te maken. Zoals bekend zijn in het C.I.C.E. de filmproducenten, de filmverhuurders en de filmtechnische bedrijven uit de zes landen van de E.E.G. verenigd en omvat de U.E.S.C. de bioscoopexploitanten uit deze landen. Op 20 en 21 mei zijn te Cannes opnieuw besprekingen gevoerd tussen vertegen-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1963 | | pagina 16