34 in de begindag der speelweken speciale problemen voor de leden-filmverhuurders. Gezien dit complex van factoren diende het Hoofdbestuur een voorstel in bij de Ledenraad tot wijziging van artikel 3 der Bondsvoorwaarden teneinde reglemen tair te doen vastleggen, dat de vertoningsweken in het gehele land als regel cp donderdag zouden aanvangen. Het Hoofdbestuur achtte het voor een goede gang van zaken evenwel noodzakelijk, dat bij een uniforme aanvang der speelweken op donderdag de beslissing omtrent het prolongeren van films voortaan uiterlijk maandag vóór 12 uur des middags zou worden genomen. Dit standpunt werd na drukkelijk in het voorstel vastgelegd. In zijn vergadering van 25 november heeft de Ledenraad het voorstel van het Hoofdbestuur tot wijziging van artikel 3 der Bondsvoorwaarden aangenomen. Teneinde de leden gelegenheid te geven tot aanpassing aan de nieuwe reglementering bepaalde de Raad tevens, dat de herzie ning op donderdag 9 januari 1964 in werking zou treden. Daar het publiek in de betrokken gemeenten uiteraard diende te worden ingelicht over de wijziging van de premièredag, zijn terzake van Bondswege informaties verstrekt aan de pers. In aansluiting hierop heeft het Hoofdbestuur de leden-exploitanten, wier bio scopen buiten de steden Amsterdam, 's-Gravenhage en Rotterdam zijn gevestigd, nadere aanwijzingen gegeven omtrent de maatregelen welke zij plaatselijk hadden te treffen om het publiek voor te lichten. Het Bedrijfsbesluit terzake van de Filmvertoning, dat op 31 december van het verslagjaar zou expireren, heeft ten doel overlading van de bioscoopprogramma's tegen te gaan, aangezien met de vertoning van een excessief aantal films in een theater per week en per dag noch de belangen van de bioscoopbezoekers noch zakelijke belangen zijn gediend. Op voorstel van het Hoofdbestuur besloot de Ledenraad op 25 november het bedrijfsbesluit wederom met een jaar te verlengen. Op laatstgenoemde datum werd eveneens door de Ledenraad het voorstel van het Hoofdbestuur aanvaard om het Bedrijfsbesluit inzake de Programmering, dat een gevarieerde voorstelling der bioscoopprogramma's naar land van herkomst bevor dert, voor het jaar 1964 te prolongeren. In 1961 had het Hoofdbestuur een voorstel bij de Ledenraad ingediend tot herzie ning van artikel 20 der Bondsvoorwaarden, betrekking hebbende op de keurings- kaarten. Met dit voorstel werd beoogd een eind te maken aan het euvel, dat de keuringskaarten na de filmvertoning niet of niet tijdig aan de filmverhuurders werden teruggezonden, waardoor zij geregeld nieuwe kaarten moesten aankopen. De voorgestelde oplossing bestond hierin, dat de keuringskaarten voortaan aan de binnenzijde van de deksels der filmdozen zouden worden bevestigd. Het voorstel is indertijd op verzoek van de Afdelingsraad aangehouden teneinde dit college in de gelegenheid te stellen terzake overleg te plegen met de Bedrijfsafdeling Film verhuurders. Als uitvloeisel van dit overleg onderging het oorspronkelijke voorstel een kleine wijziging, hierin bestaande, dat per filmcopie twee keuringskaarten van de Rijksfilmkeuring en eventueel twee kaarten van de Katholieke Film Centrale in de deksel van de filmdoos zouden worden aangebracht, waarvan per stel één losse kaart in een aan de binnenkant van de deksel te hechten enveloppe. De Ledenraad, op 25 november in vergadering bijeen, bleek echter omtrent het gewij zigde voorstel nader beraad noodzakelijk te oordelen en besloot dat met het oog hierop aan te houden.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1963 | | pagina 34