driegen, zullen wanneer er geen soulaas komt in de eerstkomende tijd vele tien tallen volgen. Vooralsnog betreft het hier sluitingen van zogenaamde marginale bedrijven, die op de gang van zaken in ons bedrijf niet direct van invloed zullen zijn; nochtans is het een begin -van een niet te stuiten proces. Het dient genoteerd te worden als een onherstelbaar sociaal verlies voor de betrokken gemeenten, hetgeen ook meermalen uit de te late reacties van plaatselijk geïnteresseerden blijkt. Hoezeer de moeilijkheden van ons bedrijf als gevolg van de zeer verscherpte con currentie zijn toegenomen, blijkt ook uit de statistieken van het Bondsbureau. In de buurtzaken van de drie grote steden bijvoorbeeld liep het bezoek in het verslagjaar met 10,9 terug tegen 6,6 in de centrumbioscopen. De recettes in deze zaken konden zich amper handhaven, terwijl de zaken in de tweede categorie de algemene trend van de bestedingen vrijwel konden bijhouden. Op merkelijk is het, dat blijkens onze gegevens landelijk genomen dezelfde ver schillen aan de dag treden. De afhankelijkheid van bepaalde attractieve film- produkties is bij het vorige jaar vergeleken nog groter geworden, waardoor de totaalcijfers zonder nadere analyse geen juist beeld meer geven van de gang van zaken. In dit verslagjaar werd met 18 films op een import van 385 niet minder dan 27,5 van de totale omzet gemaakt (respectievelijk 19 en 20 het vorige jaar). Het bedrag dat van de netto-recettes na afdracht der filmhuren voor de exploitanten overbleef, is slechts met 2,8 gestegen, de filmhuursom daarentegen met 8,6 Een en ander wordt bevestigd door het verloop van het exploitanten aandeel in de netto-recettes: dit is verminderd van 66,5 in 1961 naar 65,4 in 1962 en 64,1 in 1963. Het gemiddelde huurpercentage der gereglementeerde films daalde weliswaar van 31,4 naar 30,7 en dat der vrij verhuurde films van 49,9 naar 47,2, doch doordat met de gereglementeerde films nog slechts 68,7 (1962: 82,4 der netto-recettes werd gemaakt, onderging het totale film- huurgemiddelde opnieuw een stijging en wel van 34,6% (1961: 33,5 naar 35,9 De auteursprijs voor de journaals (gemiddeld 2 medegerekend, ligt de inkoop welhaast op Europees niveau. Opmerkelijk is de gang van zaken met de Nederlandse film. Er kwamen vijf Nederlandse films in première. Gezamenlijk brachten de Nederlandse films ruim 6 van de totale recette op. Niet minder dan 2.048.000 bezoekers zagen in het verslagjaar een Nederlandse speelfilm. Een viertal Nederlandse films zijn deels in produktie, deels in voorbereiding. In totaal werden 13 shorts in roulatie gebracht. Het bedrag dat meestal door het bedrijf bij vooruitbetaling aan vermakelijkheids- belasting moest worden voldaan, bedroeg in 1963 twaalf miljoen gulden, dat is gemiddeld 28 van het voor de bioscoopexploitanten overgebleven recette-aandeel. De perceptie van dit bedrag geschiedde door niet minder dan veertig verschillende manieren van heffing. Het moge al verheugend zijn, dat de regering ervan overtuigd is, dat het econo misch klimaat van ons bedrijf verbetering behoeft en gemeenschappelijk naar een oplossing wordt gestreefd, deze zo noodzakelijk geoordeelde verbetering zal ech ter op uiterst korte termijn tot stand moeten worden gebracht, wil het filmcul- tureel verlies niet onherstelbaar zijn. Ook wanneer men verwacht, dat te zijner tijd, zij het op versmalde basis, een zekere stabilisatie in dit bedrijf zal intreden, dan is het van belang dat de voorwaarden zijn geschapen voor een blijvende sane ring van het filmbedrijfsleven, mede als factor van sociale betekenis. Het jongste verleden wijst uit, dat noch een filmproduktie, noch een studio, noch een journaal,

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1963 | | pagina 4