Hoofdbestuursarbeid Bij de uitoefening van de functies welke het Hoofdbestuur krachtens de Statuten en reglementen zijn opgedragen, heeft het College voortdurend rekening te houden met het voorschrift van artikel 14 der Statuten, volgens hetwelk het Hoofdbestuur in het bijzonder is belast met de zorg voor de algemene belangen van het Neder landse film- en bioscoopbedrijf. Door de, in de sector van de privaatrechtelijke be drijfsorganisatie, ongewone situatie, dat deze organisatie een verticale opbouw heeft en de verscheidenheid van belangen mede hierdoor ongemeen groot is, is de taak van het Hoofdbestuur met het oog op het bewuste statutaire voorschrift bepaald niet een eenvoudige. Het noopt het Hoofdbestuur tot omzichtigheid bij de behandeling van de vele vraagstukken waarmede het College wordt geconfronteerd, tot een strikt objectieve benadering van de problemen, tot een beleid ook dat is gericht op de bevordering van evenwichtige bedrijfsverhoudingen. De taak van het Hoofdbestuur is extra verzwaard, doordat de belangentegenstellin gen als gevolg van de toegenomen moeilijkheden in deze bedrijfstak zijn verscherpt. Daarbij komt nog, dat de bedrijfsverhoudingen door concentraties van ondernemin gen, horizontaal en verticaal, een bijzonder gecompliceerd karakter hebben ge kregen. Het is verheugend, dat het Hoofdbestuur, ondanks de speciale problematiek van de organisatorische werkzaamheid die inhaerent is aan de huidige constellatie, het algemeen bedrijfsbelang in het afgelopen jaar op constructieve wijze heeft kunnen dienen. Dit hoofdstuk geeft een overzicht van de veelomvattende arbeid van het Hoofdbestuur, voorzover in het voorgaande niet reeds aan speciale aspecten zoals het lastenvraagstuk en de internationale contacten aandacht is besteed. Van de leden van het Hoofdbestuur waren in 1966 aan de beurt van aftreden de heren Drs. J. A. M. Bouts, W. Hemelraad en A. F. Wolff. Voorts wenste de Bonds voorzitter, de heer Joh. Miedema, uitvoering te geven aan zijn reeds eerder kenbaar gemaakte voornemen om zijn functie neer te leggen, weshalve de leden bij het be gin van het jaar werden uitgenodigd om kandidaten te stellen ter voorziening op de jaarlijkse ledenvergadering in de periodieke Hoofdbestuursvakatures, alsook in de tussentijdse vakature in het voorzitterschap. Bij de pogingen om in deze laatste va- kature te voorzien, bleken zich moeilijkheden voor te doen, onder meer tot uiting komende in het verlangen van sommige Afdelingen ten aanzien van het Voorzitter schap te geraken tot een herziening van de Statuten in dier voege, dat voor het Voorzitterschap uitsluitend respectievelijk mede niet-bedrijfsgenoten in aanmerking »i zouden komen. Het Hoofdbestuur, dat in de loop van 1965 was begonnen met de bestudering van de vraag, of en in hoeverre de organisatorische structuur herzie ning behoeft, stelde zich op het standpunt, dat in dat kader tevens de aangelegen heid van het Voorzitterschap aan een onderzoek zou kunnen worden onderworpen. Daar de bestudering van het ingewikkelde vraagstuk van de herstructurering uiter aard geen zaak was die op korte termijn en zeker niet vóór de Jaarlijkse Leden vergadering zou kunnen worden voltooid, nog daargelaten de behandeling van de eventueel uit die studie voortvloeiende voorstellen tot herziening van de Statu ten en reglementen, heeft het Hoofdbestuur een beroep gedaan op de heer Joh. Miedema zijn functie van Bondsvoorzitter voorlopig te blijven vervullen. Het zij met grote erkentelijkheid vermeld, dat de heer Miedema, mede gehoor gevend aan het verzoek van enkele Afdelingen, van zijn oorspronkelijke beslissing om tussen tijds als Bondsvoorzitter af te treden is teruggekomen. De heren Bouts, Hemelraad en Wolff werden in de op 31 mei in Amsterdam gehou-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 32