36 pensatie te verlenen. Gezien het nut van deze regeling, juist ook onder de gegeven omstandigheden, besloot het Hoofdbestuur een voorstel bij de Ledenraad in te die nen tot prolongatie van het besluit, zij het met ondergeschikte wijzigingen van de artikelen 4 en 5. Afgezien van enige in hoofdzaak redactionele verbeteringen acht te het Hoofdbestuur het gewenst door middel van een dispensatiebepaling de mo gelijkheid in het leven te roepen om het aanvangsuur van de nachtvoorstellingen, die reglementair niet vóór 23.30 uur mogen beginnen, in bijzondere gevallen en voor zover zulks met het karakter van deze voorstellingen in overeenstemming is te brengen, iets te vervroegen. Dit voorstel werd door de Ledenraad in zijn verga dering van 28 november aangenomen. In 1965 had het Hoofdbestuur bij de Ledenraad een voorstel ingediend tot vast stelling van een nieuw bedrijfsreglement ter vervanging van het Bedrijfsbesluit Programmering. Dit voorstel beoogde te geraken tot een versnelling van het film- roulement in ons land en tot bevordering van de toegang tot de filmproducten. Het Hoofdbestuur had nog in 1965 besloten de behandeling van dit voorstel uit te stel len, omdat er in ruime kring behoefte bleek te bestaan aan nadere bestudering. Uit latere reacties van de afdelingen einde 1965 en begin 1966 viel op te maken, dat, hoewel er in het algemeen waardering bestond voor de bedoelingen die aan het voorstel ten grondslag lagen, tegen de reglementaire uitwerking nochtans bij tal van afdelingen bezwaren bestonden. Voornamelijk werd gevreesd voor een al te grote belemmering van de onderhandelings- en contracteervrijheid van exploitanten en verhuurders. Met het oog op deze reacties heeft het Hoofdbestuur in het verslag jaar besloten het voorstel voorlopig van de agenda van de Ledenraad af te voeren en zich te gelegener tijd nader te beraden over de verder met betrekking tot het voorstel te volgen gedragslijn. Daar het Hoofdbestuur continuering in 1967 van het Bedrijfsbesluit Programmering, dat intussen voor het jaar 1966 reeds was ge prolongeerd, wenselijk achtte, werd een desbetreffend voorstel bij de Ledenraad in gediend. De Ledenraad heeft dit voorstel in zijn vergadering van 28 november aan vaard. Het Bedrijfsbesluit Filmrapporten, hetwelk bij wijze van proef voorlopig voor een jaar door de Ledenraad was vastgesteld, heeft ten doel door een sluitend systeem van uniforme filmcontrolerapporten voortdurend op de hoogte te zijn van de toe stand waarin het filmmateriaal verkeert en de oorzaak van eventuele filmbescha- digingen te kunnen opsporen. Gezien de omstandigheid, dat de regeling in de praktijk geen bijzondere moeilijkheden scheen te hebben opgeleverd, stelde het Hoofdbestuur de Ledenraad voor het besluit een jaar te prolongeren en wel tot 5 januari 1968. De Ledenraad heeft conform dit voorstel in de vergadering van 28 november besloten, met dien verstande, dat de verplichting der leden-filmverhuur- ders tot het bewaren van de filmrapporten werd gewijzigd. Voortaan dienen de verhuurders steeds de tien laatstelijk ingevulde rapporten van elke filmcopie te bewaren. Toepassing en uitvoering van reglementen en besluiten Het Hoofdbestuur heeft in het verslagjaar gunstig beslist op verzoeken van leden bioscoopexploitanten om meer hoofdfilms in een speelweek te vertonen dan krachtens het Bedrijfsbesluit Filmvertoning geoorloofd is. De verleende dispensa ties hadden alle betrekking op bijzondere manifestaties gedurende een of meer weken, waarbij in het algemeen filmreprises werden vertoond. In enkele gevallen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 37