een oogpunt van filmbelangstelling en bioscoopbezoek. Dit inzicht wordt gedeeld
door de ledenvergadering, getuige het feit, dat zij telken jare een begrotingspost
vaststelt ter dekking van het Bondsaandeel in de kosten van de Filmweek. Het stre
ven van de organisatoren is er op gericht ook de Internationale Filmweek Arnhem
1967 een zo groot mogelijk propagandistisch effect te verlenen.
Stimulering van filmbelangstelling en bioscoopbezoek
De collectieve propagandamaatregelen zijn van zeer veel betekenis als complement
op de reclame-activiteiten van de individuele bedrijfsgenoten. Hier is trouwens
sprake van wisselwerking, aangezien de intensivering van bedoelde reclame-activi
teiten ongetwijfeld mede kan worden toegeschreven aan de invloed van de collec
tieve propaganda van Bondswege. Zo heeft het systeem van de Arnhemse filmweken
een vorm van navolging gekregen in bedrijfskringen en heeft ook de persdienst
van de Bond stimulerend gewerkt wat de benadering door de leden betreft van het
publiek en de publiciteitsmedia. Het stemt tot voldoening, dat de organisatorische
werkzaamheid op het terrein van de propaganda en de activiteiten der onderne
mingen in het film- en bioscoopbedrijf elkaar aldus op gelukkige wijze aanvullen.
Het Hoofdbestuur wordt terzake van de onderhavige werkzaamheid geadviseerd
door de Studiecommissie Publiciteit, waarin gedurende het verslagjaar weder
om zitting hadden de heren B. W. G. van Royen, voorzitter, J. G. J. Bosman,
G. J. H. Dujardin, M. Gerschtanowitz, W. Hemelraad, J. Miedema en J. P. M. A.
Smulders. Secretaris was de heer H. W. Hagenberg.
Eind 1965 was opdracht gegeven aan de N.V. Markon, een onafhankelijk exper
tisebureau, om een onderzoek in te stellen naar het effekt van enige annonces die
in het kader van de collectieve propagandacampagne „Samen naar de film. ja,
gezellig!" in de radio- en televisiegidsen waren geplaatst. Op grond van het rapport
hetwelk begin 1966 door genoemd bureau werd uitgebracht, is in het voorjaar
een nieuwe serie van vijf advertenties in een gewijzigde opzet in de bewuste gidsen
verschenen. Aangaande de voortzetting van deze advertentiecampagne had
overleg plaats tussen het reclamebureau in kwestie, de N.V. Smit's Reclame-, Ad
vies- en Servicebureau, en een subcommissie van de Studiecommissie Publiciteit,
bestaande uit de heren B. W. G. van Royen, voorzitter, J. G. J. Bosman, M. Gersch
tanowitz en J. P. M. A. smulders, alsmede de heer H. W. Hagenberg, secretaris.
De persdienst heeft in het verslagjaar weer een belangrijk aandeel gehad in de pro
pagandistische werkzaamheid. Door intensief contact met pers, televisie en radio
werd de berichtgeving op het terrein van film en bioscoop krachtig bevorderd. Ook
de regelmatig verschijnende persberichten hebben in dit opzicht een stimulerende
invloed uitgeoefend.
Bij het opsommen van de maatregelen van de Bond ter stimulering van de filmbe
langstelling en het bioscoopbezoek mag ook de geschenkbon niet onvermeld blijven.
De omzet met deze bon, die wordt uitgegeven in waarden van 6,- en 3,-, is in
het verslagjaar ongeveer op het niveau van 1965 gebleven. In aanmerking ge
nomen de verkoopcijfers sedert de instelling van de geschenkbon voor bioscoop
bezoek in 1959 kan in het algemeen worden gesteld, dat het publiek een tamelijk
konstante belangstelling voor de bon aan de dag legt. De bonnenverkoop werd
bevorderd door advertenties in de dagbladen, alsmede door affiches en projektie-
piaatjes.
39