42 leg plaatsgevonden tussen de N.T.S. en de Bond. Dit overleg heeft er toe geleid, dat de betrokken redactieraad van de N.T.S. door de leden-filmverhuurders zo goed mogelijk wordt voorzien van filmfragmenten en ander materiaal ten behoe ve van het genoemde programma. De persdienst van de Bond is ingeschakeld ten einde een doeltreffende materiaalvoorziening te bevorderen. De Rijksoverheid heeft nog steeds geen beslissing genomen aangaande de defini tieve relayering op meer of minder grote schaal van het Centraal Antenne Sys teem, waarmede de P.T.T. in enige wijken in Den Haag een proef neemt. Het Hoofdbestuur volgt ook deze zaak met grote aandacht, niet het minst in verband met de auteursrechtelijke consequenties verbonden aan de relayering van speelfilms. Als resultaat van besprekingen die in 1965 hebben plaatsgehad tussen het Hoofdbestuur en de P.T.T., worden gedurende het experimentele stadium geen buitenlandse televisie-uitzendingen van speelfilms gerelayeerd. Het Hoofdbestuur was in de Televisiecommissie, welke subcommissie van de Voor lichtingsraad zich bezighoudt met het gebruik van de televisie als voorlichtings orgaan, in het verslagjaar wederom vertegenwoordigd door de Bondsdirecteur. Bioscoopwet De pogingen die in het verleden zijn ondernomen tot wijziging van de Bioscoop wet zijn alle gestrand. Veel verwondering behoeft dit niet te wekken, omdat de levensbeschouwelijke aspecten die hierbij kunnen optreden, en de samenhang met het beginsel van de vrijheid van meningsuiting gemakkelijk kunnen leiden tot conflicten van principiële aard, die bijgevolg moeilijk zijn op te lossen. Zelfs het wetsontwerp tot wetswijziging, hetwelk op 27 januari 1961 bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal was ingediend en dat slechts een technische, zij het tamelijk in grijpende, aanpassing beoogde, heeft de eindstreep niet kunnen halen. De behandeling van dit ontwerp is op 18 december 1962 geschorst als gevolg van de omstandigheid, dat de Kamer de voorgestelde herziening ontoereikend oor deelde. Door deze schorsing werd de Regering in de gelegenheid gesteld met een ontwerp tot wetswijziging ten principale bij de Kamer terug te komen. In 1965 heeft de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken, de heer J. Smal- lenbroek, aangekondigd dat zou worden overgegaan tot instelling van een com missie die van advies zou moeten dienen over het vraagstuk van de gemeentelijke nakeuring, welk vraagstuk bij de behandeling van het ontwerp 1961 door de Kamer was aangesneden, en een eventuele verdere wijziging in het bestaande stel sel der filmkeuring. De instelling van de desbetreffende commissie ter bestudering van het vraagstuk van de filmkeuring heeft op 11 juli plaatsgevonden. In de com missie hebben exponenten zitting van de vijf voornaamste politieke stromingen in - ons land. Zij is samengesteld uit Ir. H. B. J. Witte, voorzitter, Dr. I. N. Th. Die penhorst, Mevrouw A. Fortanier-De Wit, G. H. Hoek en A. C. Verhoef. Secretaris en adjunct-secretaris zijn respectievelijk Mr Dr. W. K. J. J. van Ommen Kloeke en Mr. C. Bornmn. De installatie is op 6 oktober verricht door de ambtsopvolger van de heer Smallenbroek, Prof. Mr. P. J. Verdam. De instelling van de betrokken Staatscommissie geeft het Hoofdbestuur aanleiding krachtig voort te gaan met zijn strijd tegen de discriminatoire tendenzen ten opzichte van film en bioscoop die in de Bioscoopwet zijn opgesloten en die door nieuwe ontwikkelingen op het gebied van de verbreiding van uitingen van de menselijke geest nog worden versterkt. Het in dit verband belangwekkend te signaleren, dat de bezwaren welke van Bondswege worden geopperd tegen het instituut

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 43