Afdelingsraad De vijf vergaderingen, die onze Raad in het verslagjaar belegde, stonden merendeels in het teken van een zich geleidelijk sterker ma nifesterende drang naar vernieuwing en her ziening in opbouw en werkwijze van het bedrijf en zijn organisatie. Zo wijdde de eerste, op 10 januari gehou den, vergadering zich in hoofdzaak aan de laatste etappe van behandeling van het in de loop van het jaar 1965 door het Hoofdbe stuur ontworpen voorstel tot bevordering van de doorstroming van films, neergelegd in het ontwerp Bedrijfsreglement inzake de Filmprogrammering. Uit de verslagen der onderscheidene afdelingen kwam vast te staan, dat de meerderheid dezer afdelingen hierin geen bruikbare oplossing zag voor de door het Hoofdbestuur in zijn toelichting uiteengezette problematiek. Ook het door onze Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, aangekondigde voornemen om in de Bondsjaarvergadering van 1966 tussentijds af te treden gaf aanleiding tot uitvoerige gedachtenwisselingen. Het in ver band hiermede door de Afdeling het Oosten ingediende initiatief-voorstel tot wijziging der statuten, waardoor de mogelijkheid zou worden geopend om reeds in vorenbedoelde jaarvergadering desgewenst een neutrale voorzitter te kiezen, en de daarop gevolgde reacties van enige andere afdelingen, leidden er tenslotte toe dat onze Raad zich stelde achter het denkbeeld van de Afdeling Rot terdam, inhoudende een verzoek aan het Hoofdbestuur tot instelling op korte termijn van een Commissie van Onderzoek terzake van de Bondsstructuur, in aansluiting waar op onze Raad een dringend beroep deed op de heer Miedema, om het voorzitterschap nog enige tijd te blijven bekleden. Aan beide verzoeken werd tot grote voldoening van onze Raad in het belang van onze Bond gevolg gegeven; de heer Miedema verklaar de zich bereid voorshands niet af te treden en nadat de Bonsdirecteur, de heer J. G. J. Bosman, een rapport had uitgebracht om trent de bondsorganisatie, stelde het Hoofd bestuur een Studiecommissie in, waarin ook een viertal leden van onze Raad zitting hadden, t.w. onze voorzitter, de heer M. J. W. Peters, alsmede de heren Mr. P. Meer burg, H. Miedema en J. van Willigen. Medio december werd door deze commissie verslag uitgebracht aan het Hoofdbestuur. Het is begrijpelijk dat dit college in het ver slagjaar niet meer in staat was tot het for muleren van een standpunt te dezer zake. Een ander initiatief tot doorbreking van de in ons bedrijf geldende usances ging uit van de Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploi tanten. De zich sedert vele jaren voordoende dalende tendens der bezoekersaantallen en voorts de onzekerheid omtrent de conse quenties der te verwachten televisie-reclame maakten het de reclame-pachters steeds moeilijker om adverteerders te bewegen tot het verstrekken van opdrachten voor reclamefilm, en de Bond van Adverteerders drong er bovendien steeds sterker op aan om het oude systeem van vaste meterprijzen te vervangen door een nieuwe methode van prijsberekening, gebaseerd op het aantal be zoekers dat de reclamefilms te zien kreeg. Inderdaad moest worden toegegeven dat de thans geldende prijzen zo sterk uiteenliepen, dat de adverteerders niet over een hanteer bare peilprijs beschikten. Hoewel onze Raad aanvankelijk weinig animo toonde om in voering van een prijsherziening op basis der bezoekersaantallen in overweging te nemen, voornamelijk omdat de desbetreffende voor stellen een niet geheel doordachte indruk maakten, waardoor de consequenties moei lijk waren te beoordelen, kwam men ten slotte tot de overtuiging dat een handhaving van het oude systeem bijzonder nadelige gevolgen zou kunnen hebben en kreeg het Dagelijks Bestuur de opdracht zich in deze materie nader te verdiepen. Hoewel onze Raad zijn definitieve standpunt na kennis neming van het rapport van het Dagelijks Bestuur eerst vaststelde na afloop van het verslagjaar, kan volledigheidshalve reeds worden vermeld dat inmiddels besloten werd de invoering van het nieuwe systeem via de afdelingen bij de leden aan te bevelen, zulks uiteraard op basis van vrijwilligheid. Wat de overige punten betreft, welke in de verschillende vergaderingen aan de orde kwamen, kan allereerst worden gememo reerd dat onze Raad met belangstelling ken nis nam van de rapporten der leden-werk- gevers der Sociale Commissie, die allen lid zijn van onze Raad. Goedgekeurd werd ten slotte een algemene loonsverhoging, ingaan de op 1 juli, waarbij de lonen werden gebracht op 106V4 van de hiervoor eind december 1965 geldende bedragen, zulks met inbegrip van de reeds met ingang van 1 januari voorgeschreven huurverho ging-compensatie van Wa%\ ook een ver hoging van de vakantietoeslag tot 6 van het jaarloon werd goedgekeurd. In de op 8 maart gehouden Jaarvergadering van onze Raad werd het jaarverslag van de secretaris, alsmede de Rekening en Verant- 57

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 56