politiek vaarwatertje terecht te komen? Onzerzijds wordt de ontwikkeling met meer dan gewone aandacht gevolgd. En gelukkig niet meer door ons alleen. Intussen mogen wij ons niet in slaap laten wiegen door de suggestie als zou het huidige keuringsbeleid wat geliberaliseerd zijn. Het aantal verboden films is even groot, zoal niet groter dan voorheen. Bovendien vond onder de vroegere leiding een toepassing plaats van het steriele artikel 1 lid 2, ten tweede van de Wet, die tenminste rekening hield met de ontwikkeling van de film. Een toepassing waar film en filmbedrijf mee gebaat waren en die in geen enkel opzicht afbreuk deed aan de doelstelling van de Wet. De huidige keuring heeft wat dit betreft de klok terug gezet en hanteert terzake normen die betrekking kunnen hebben op microfilms voor archiefdoeleinden, maar niet op de kwaliteiten, waarvoor de film van onze tijd documentair kan zijn. Een kleinzielige reactie op een ruimhartige praktijk van de voorgangers, die door ons als een onwelwillend formalisme en als het doen van afbreuk aan een gewoonterecht, wordt ondervonden. Hoewel wij met voldoening constateren, dat het filmklimaat in ons land gaande weg verbetert, hetgeen zonder twijfel een gunstige invloed op het bioscoopbezoek zou kunnen uitoefenen, bieden de cijfers van het afgelopen jaar nog weinig reden tot optimisme. De bruto-recette bleef met een stijging van 6,2 wederom achter bij de stijging van het totaal aan consumptieve bestedingen, die volgens schatting circa 10 bedroeg. Het bioscoop bezoek daalde wederom met 5,8 (vorig jaar 6 zodat overeenkomstig onze in het voorgaande verslag geuite verwachting het dieptepunt nog niet bereikt blijkt te zijn. Niet minder dan 37 bioscopen sloten hun deuren en 24 waren om andere redenen buiten bedrijf. Het gemiddelde per centage van de vermakelijkheidsbelasting is nagenoeg gehandhaafd (19 zij het dat in totaal 800.000,meer aan de gemeentelijke fiscus geofferd moest worden. Het aandeel van de leden-filmverhuurders in de recette onderging wederom een lichte stijging en wel van 35,1 tot 35,4 De verhouding gereglementeerde en vrij verhuurbare films in de opbrengsten was 56,5 en 43,5 met een film- huurgemiddelde van respectievelijk 30,8% en 41,5 (Het vorige jaar lagen deze percentages op respectievelijk 66,7 en 33,3 en 31,6 en 42,1 Van de 409 uitgebrachte films werd met 18 films (4,4 van het totaal) 27 van de totale recette gemaakt. (Het vorige jaar brachten 18 films van de 380, dit is circa 5 een vierde van de totale recette op.) In onze vaderlandse filmerij heerste in het afgelopen jaar een prijzenswaardige activiteit; nochtans wordt zij niet weerspiegeld door de cijfers inzake doekbezetting en recetteaandeel, zoals uit de elders in dit verslag gepubliceerde gegevens blijkt. Wat dit betreft zal „de cost" nog geruime tijd voor „de baet" moeten uitgaan.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 5