Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten Het achter ons liggende verslagjaar kan een merkwaardig jaar worden genoemd. In de eerste zeven a acht maanden van het jaar was er sprake van een soort van malaise in de filmproduktie, speciaal voor wat betreft de korte films, omdat het bedrijfsleven ken nelijk wachtte op de ontwikkelingen ten aan zien van de televisie- en radioreclame. De voor film gebudgetteerde bedragen werden gereserveerd en er kwamen in vergelijking met voorgaande jaren slechts weinig op drachten beschikbaar. Na het bekend wor den van de startdatum van de reclame in de televisie per 2 januari 1967, veranderde deze situatie op slag en er ontstond een ware hausse bij de vervaardiging van televisie reclamefilms. Zoals, op grond van ervaringen in het buitenland, te verwachten viel, ging dit gepaard met het optreden van allerlei outsiders op het onderhavige gebied en met activiteiten van buitenlandse productie groepen, waaronder speciaal uit Engeland, hetgeen zelfs tot perspublicaties leidde. Hoe wel de situatie in de laatste maanden van het jaar onoverzichtelijk was, kan toch wor den gesteld dat de gedegen voorbereidingen die waren getroffen om een en ander in goede banen te leiden, respectievelijk te hou den, zeker effect hebben gesorteerd. Daarnaast waren er diverse gebeurte nissen op het organisatorische vlak. Na de voorjaarsledenvergadering werd bekend dat het Hoofdbestuur voorstelde om de mini mum contributie te verhogen van 200, tot 500,per jaar, hetgeen veel gespreks stof respectievelijk oppositie opleverde en leidde tot een unicum in het veertienjarig bestaan van de Afdeling, namelijk dat on danks het feit dat het Bestuur een buiten gewone ledenvergadering voor september had aangekondigd, een aantal leden gebruik maakte van het bepaalde in artikel 13 van het Afdelingsreglement om een buitenge wone ledenvergadering te laten beleggen, teneinde hun ongenoegen over bepaalde zaken kenbaar te maken. Elders in dit ver slag zijn hierover nadere bijzonderheden op genomen. Door dit alles heen liep het werk van de door het Hoofdbestuur benoemde Structuur commissie, waarin op basis van een door de Bondsdirecteur uitgebracht rapport, on der meer aandacht werd besteed aan de plaats van onze Afdeling in het organisato rische bestel. De resultaten van het werk van deze Commissie waren per het einde van het verslagjaar nog niet bekend. Ondanks deze beroeringen ging het omvang rijke overige organisatorische werk op het gebied van de voorbereidingen der televisie reclame, de filmverzekeringen, reglements wijzigingen, plaatsingen op de Lijst van Geen Bezwaar en dergelijke, gestaag voort en leidde tot resultaten, die elders in dit verslag worden genoemd. De plannen om in 1966 het uniforme filmopdrachtcontract voor overheidsfilms te herzien, moesten als gevolg van deze veelheid van werk worden opgeschort tot het komende jaar. LEDENVERGADERINGEN Er zijn in 1966 drie ledenvergaderingen ge houden, te weten de jaarlijkse ledenvergade ring die op 27 april plaats vond en buiten gewone ledenvergaderingen op 16 september en 17 oktober. In de jaarlijkse ledenvergadering werden de periodiek aftredende Bestuursleden, de heren L. W. R. Meyer, Vice-Voorzitter, Mr. H. B. F. J. A. Peters, Secretaris, Y. Brusse en T. de Wit bij enkele candidaatstelling herkozen. De gebruikelijke jaarstukken wer den goedgekeurd en het Bestuur deed be paalde voorstellen inzake de continuering van de negatiefverzekering, waarvoor een premieverhoging noodzakelijk was. Voor korte films werd de premie gesteld op 5 %o voor een looptijd van minder dan een half jaar en op 7,5 %o voor een looptijd tot maximaal een jaar. Voor speelfilms werd een premie vastgesteld van 1%. Bovendien is een eigen risico geïntroduceerd van 1% met een minimum van 200,en een maximum van 500,per schadegeval. Verder werden enige wijzigingen aange bracht in de polisvoorwaarden en werd het Verzekeringsbesluit in gewijzigde versie op nieuw vastgesteld. Ter sprake kwam voorts het met het Hoofdbestuur gepleegde overleg inzake een wijziging van artikel 1 van het Algemeen Bedrijfsreglement, die ten doel heeft de bedrijfstaksgewijze indeling van filmfabrieken en filmproductiebedrijven te vereenvoudigen. Deze kwestie is na uitvoerig beraad over voorts nodig geachte aanpas singen tegen het einde van het verslagjaar door de Ledenraad behandeld en de voor stellen zijn overeenkomstig de wensen van de Afdeling aanvaard. Tot leden van de Commissie Afdelingsfonds zijn herbenoemd de heren L. van Gasteren, W. A. Geesink en T. de Wit, terwijl de bij drage in het Afdelingsfonds voor 1966 wederom werd vastgesteld op 75,voor 63

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 62