Afdeling Het Westen Afdeling Het Zuiden De afdeling het Westen is dit jaar slechts een maal in vergadering bijeen geweest, te weten de jaarvergadering op 2 maart 1966 in Rotterdam. De opkomst in onze afdeling is altijd zo minimaal, dat er geen redenen aanwezig zijn om te vergaderen. Op de jaarvergadering werd hoofdzakelijk gesproken over de te volgen procedure bij het eventueel aanstellen van een betaalde Bondsvoorzitter, waar de afdeling Het Wes ten echter geen heil in ziet; de afdeling heeft liever als voorzitter een exploitant die zich voor 100 kan inzetten en ook de moei lijkheden van de exploitant kent. De kwestie van de vermakelijkheidsbelas- ting is natuurlijk ook weer aan de orde ge weest, te meer daar onze afdeling in hoofd zaak bestaat uit kleinere exploitaties, die thans reeds danig in moeilijkheden zijn, of dreigen te geraken. De oplossing hiervoor is echter nog ver weg. Het bestuur was in 1966 als volgt samen gesteld: C. J. van Liere (Goes) Voorzitter P. J. van der Stap (Dordrecht) Vice Voor zitter H. W. M. Janssen (Delft) Secretaris E. J. Weier (Krimpen aan de IJssel) Pen ningmeester B. M. P. Kornet (Katwijk aan Zee) Lid. H. W. M. Janssen, Secretaris 74 Het afgelopen jaar verliep voor ons be drijf en evenzeer voor onze afdeling, in de ongunstige tendens, die wij reeds zo vele seizoenen meemaakten. De cijfers, die maandelijks door het bonds bureau verstrekt worden, zijn bepaald ver ontrustend. Getallen van bruto- en netto recettes kunnen onbewust misleidend wer ken, omdat prijsverhogingen en vertoningen van z.g.n. colossals geen juiste vergelijking toelaten met vroegere jaren. De bezoek cijfers tonen aan, dat met uitzondering van enkele grote steden, voor de overige theaters en zeker voor de provincie, nog steeds een dalende lijn moet worden doorgetrokken. De groei van de bevolking en de nog steeds stijgende bedrijfslasten worden door vele leden nog niet voldoende afgewogen tegen het feit, dat men zich zelf tracht te gerust stellen met de bewering dat het dieptepunt thans nabij is of reeds bereikt zou zijn. Verschillende van onze leden hebben hun bedrijf voorlopig kunnen redden door neven inkomsten te verwerven, door een gedeelte van hun pand te verhuren of door anders zins passende maatregelen te treffen. Hoe prijzenswaardig dergelijke vindingrijk heid ook mag zijn voor het gevoel, toch wijst dit alles bedrijfstechnisch gezien op een wankele positie. Temeer gelden deze overwegingen als men nagaat, dat velen niet in staat zijn behoor lijk te investeren of te kunnen afschrijven. Economisch gezien kan men voor deze be laste groep slechts hopen, dat de conjunc tuur in de naaste toekomst een wijziging zal ondergaan, hetzij in de besteding van de vrije tijd, hetzij in een grotere hang naar kleinere en overzienbare gemeenschappen. Maar indien zich op dit sociale terrein in derdaad een gunstige ontwikkeling voordoet, zal men gereed moeten staan met theaters, die naar inrichting en stijl kunnen wed ijveren met de stedelijke sfeer. Onze afdeling verwierf op het terrein van de vermakelijkheidsbelasting nauwelijks enige successen en inzake de zuidelijke nakeuring ontstond tijdens het voorbije jaar een situatie, waarbij van plaats tot plaats wisselend, met willekeur en met weinig gevoel voor onze rechtspositie, tegenstrijdige beslissingen wer den genomen, waarbij de een alle specifieke beperkingen ziet weggenomen en de ander zich omringd weet door begunstigde col lega's, zonder eigen hoop op spoedig uit zicht. In afwachting van de nieuwe Bioscoopwet zullen onze leden op dit terrein, in nauw overleg met Hoofdbestuur en Bedrijfsafde ling Filmverhuurders tot een onderlinge houding moeten komen, waarbij geen ver dere weerstanden worden opgeroepen uit confessionele kringen, door een bedacht zame programmering en overeenkomstige reclame. Wel kan men hier tegenover stellen, dat menige exploitant van dit probleem aan stonds verlost zou worden, indien hij door de overheid in staat gesteld werd zijn maat schappelijke en culturele verantwoordelijk heden volledig te dragen met behulp van een bestaanszekerheid, die hem door deze instan tie wordt gewaarborgd.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1966 | | pagina 73