zicht van belang drie richtlijnen, die door de Raad van de E.E.G. zijn vastgesteld. De Eerste Richtlijn voor het filmbedrijf dd. 15 oktober 1963 geeft onder meer een definitie van de begrippen „film van een lid-staat", „cö-produktie" en „co-parti cipatie" en heft bepaalde beperkingen op die zich bij de invoer, de distributie en de exploitatie van sommige categorieën films voordoen. De Tweede Richtlijn van 13 mei 1965 bevat voornamelijk voorschriften met betrekking tot de beëindi ging van de invoer- en de projectietijdcontingentering en van de verplichte na- synchronisatie van films in het land van vertoning. De opheffing van de desbetref fende restricties speelt vooral een rol bij de grote filmproducerende landen Frank rijk, Italië en de Duitse Bondsrepubliek, die na de oorlog maatregelen hebben ge nomen ter ondersteuning van de nationale filmproduktie. Bij het ontbreken van dergelijke restricties in ons land hebben genoemde richtlijnen uitsluitend een posi tieve consequentie, te weten grotere afzetmogelijkheden van de Nederlandse film in het gebied van de E.E.G. Op 15 oktober van het verslagjaar is de Derde Richt lijn vastgesteld, die betrekking heeft op de werkzaamheid van de filmdistributiekan toren. In deze richtlijn is het beginsel van vrijheid van vestiging neergelegd, in die zin, dat de vestiging van een filmverhuurkantoor uit de ene lid-staat in de andere niet aan zwaardere beperkingen mag zijn onderworpen dan gelden met betrek king tot ondernemingen in het eigen land. Met de Nederlandse ambtelijke vertegenwoordigers in de E.E.G.-Werkgroep voor de Cinematografie had vanwege het Hoofdbestuur contact plaats omtrent de ver schillende zaken die in deze werkgroep in het verslagjaar aan de orde waren. De gestyleerde „bloemen-projector" welke in de jubileumbonnen- actie „Gouden Bond geeft gouden bon" de blikvanger was.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 19