Technische Commissie dien het een gehuwde vrouw betreft voor haar echtgenoot, het pensioen krachtens de Algemene Ouderdomswet ingaat. Besloten werd: a. over de jaren tot 1 januari 1969 blijft het bedrag van het tijdelijk ouderdoms pensioen gehandhaafd op 28,per deelnemingsjaar; b. over de jaren vanaf 1 januari 1969 wordt dit bedrag verhoogd tot 65,per deelnemingsjaar, met dien verstande dat jaarlijks zal worden bezien of aan passing van de 65,gewenst is. Verder werd besloten aan de organisaties van werkgevers en werknemers enige technische wijzigingen van de statuten en het pensioenreglement van het Fonds ter goedkeuring voor te leggen. Van verdergaande strekking was een (inmiddels goedgekeurd) voorstel om het recht op wezenpensioen (tot dusver beperkt tot 18 jaar) uit te breiden tot studerende en invalide kinderen in de leeftijd van 18 tot 27 jaar. Het Bestuur was als volgt samengesteld: W. F. Dubbeldeman, voorzitter; L. H. Röttger, vice-voorzitter; J. J. van der Veer, secretaris; H. Miedema, lid van het Dagelijks Bestuur; Ch. Breyer, H. W. Hagenberg, J. van Helden, P. J. N. R. Ooms, W. P. van Santé, D. J. H. Swart, E. J. Verschueren, Drs. C. A. Voskuil, A. F. Wolff en H. J. Zwart. In de bestuursvergadering van 23 oktober werd tot voorzitter benoemd de heer Röttger, tot vice-voorzitter de heer Van der Veer, tot secretaris de heer Dubbelde man en tot plaatsvervangend secretaris de heer Miedema. In 1968 bleef de samenstelling van de Technische Commissie ongewijzigd, zodat de Commissie wederom bestond uit de heren: D. J. van Leen, Voorzitter; O. P. Besseling, Th. Cornelissen, G. J. H. Dujardin, J. J. L. Gielisse, D. Siem, H. W. Hagenberg, Secretaris en L. Claassen, plaatsvervangend secretaris. De Commissie kwam in 1968 eenmaal in vergadering bijeen en wel op 19 februari. Aan de orde kwamen de automatisering van cabine-installaties, de filmcontrole- rapporten en het gebruik van doorzichtig kleefband voor het plakken van films. Met betrekking tot de automatisering ging het erom, dat in de richtlijnen van de Rijksbrandweerinspectie is bepaald, dat bij toepassing van een cabine-automaat weliswaar geen operateur in de cabine aanwezig behoeft te zijn, maar wel in het gebouw. Na overleg met het Hoofdbestuur is gevraagd deze bepaling te schrappen of althans zodanig te herzien, dat in elkanders nabijheid gelegen bioscopen die met automaten zijn uitgerust, desgewenst door één man bediend zouden kunnen worden. Mede omdat het nodig werd geoordeeld om te dezer zake een speciale commissie bijeen te roepen, die zich in het verleden met de samenstelling respek- tievelijk herziening van de onderhavige richtlijnen had bezig gehouden, was bij het einde van het verslagjaar nog geen beslissing gevallen. De gang van zaken bij de filmcontrolerapporten werd aan een nadere beschouwing onderworpen, waarbij bleek dat een minderheid van de bioscoopondernemers regel matig in gebreke blijft met de naleving van het desbetreffende bedrijfsbesluit. De controle op de inzending van de rapporten bleek aan de kant van de filmverhuur ders in een aantal gevallen onvoldoende te zijn. Niettemin werd de handhaving van het systeem van zoveel nut geacht, dat is besloten het Hoofdbestuur te advi-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 22