ceerde vraagstuk een aanvang heeft gemaakt, droeg de Bondsdirecteur, de heer
J. G. J. Bosman, op een rapport samen te stellen, hetwelk als leidraad zou moeten
dienen bij de verdere beraadslaging. Op 31 mei 1966 is dit rapport uitgebracht.
Mede aan de hand van het nodige statistische materiaal heeft de heer Bosman
daarin de situatie van bedrijfstak en bedrijfsorganisatie aan een beschouwing on
derworpen, waarbij hij op de voorgrond stelde de grote betekenis van de handha
ving der samenwerking in één organisatie van de verticale bedrijfsgroeperingen:
bioscoopexploitanten, filmverhuurders, filmproducenten en filmfabrikanten. Pun
ten die zijns inziens nader dienden te worden onderzocht, waren a. de positie van
de algemene ledenvergadering, die tot dan toe naar gelang van de aard der mate
rie in tweeërlei vorm functioneerde, namelijk de ledenvergadering in de geijkte
zin van het woord en de ledenraad, b. het stemrecht der leden, c. de pariteit in de
bestuurscolleges, d. de invoeging der leden-bioscoopexploitanten in het systeem
van bedrijfsafdelingen en bijgevolg e. de positie van de plaatselijke en provinciale
afdelingen, f. de verkiezing van de afdelingsbestuurders en g. de verkiezing van
de leden van het Hoofdbestuur.
Conform de aanbevelingen van de Bondsdirecteur besloot het Hoofdbestuur een
studiecommissie in het leven te roepen, die tot taak kreeg een nader onderzoek in
te stellen terzake van de wenselijkheid ener structuurherziening. Voorts zou de
commissie het Hoofdbestuur dienaangaande eventueel moeten adviseren. De stu
diecommissie werd door het Hoofdbestuur samengesteld uit de heren Mr. W. C.
van Heuven (overleden in 1968), voorzitter, Mr. R. H. Dijkstra, Mr. P. A. Meer
burg, H. Miedema, Mr. H. B. F. J. A. Peters, M. J. W. Peters, J. P. M. A. Smul
ders, J. van Willigen en Drs. J. Ph. Wolff. Als secretaris fungeerde de heer J. Th.
van Taalingen.
Met de instelling van deze commissie was tevens tegemoetgekomen aan de ver
langens van de afdelingsraad, die zich daarmede aansloot bij het reeds eerder ge
formuleerde standpunt van de Afdeling Rotterdam.
De Studiecommissie Organisatiestructuur, die op 27 juni 1966 door het Hoofdbe
stuur werd geïnstalleerd, heeft haar belangrijke taak nog datzelfde jaar kunnen
voltooien door aanbieding aan het Hoofdbestuur op 20 december van een rap
port, waarmede werd geadviseerd tot een min of meer ingrijpende reconstructie van
de Bond.
Het Hoofdbestuur heeft zich in 1967 in een aantal vergaderingen intensief met
het advies van de studiecommissie bezig gehouden. Daarbij bleek, dat het zich met
de in het advies neergelegde hoofdlijnen kon verenigen. Met de door de commis
sie ontwikkelde constructie als uitgangspunt zijn daarop nieuwe Statuten ontworpen
en op basis hiervan een nieuw Algemeen Bondsreglement en nieuwe Afdelings
reglementen. Bij circulaire van 29 december 1967 zijn de desbetreffende voorstel
len van het Hoofdbestuur aan de leden toegezonden.
Teneinde een zekere coördinatie tot stand te brengen met betrekking tot de data
der afdelingsvergaderingen, waarin de voorstellen van het Hoofdbestuur tot her
structurering van de Bond zouden worden behandeld, pleegde het Hoofdbestuur
overleg met de afdelingsvoorzitters. Als gevolg daarvan werd een vergaderschema
opgesteld, in dier voege, dat de vergaderingen zouden worden gehouden van medio
februari 1968 tot medio maart van dat jaar. Bij al deze vergaderingen, elf in to
taal, was het Hoofdbestuur vertegenwoordigd. Met name de heer Bosman was
steeds aanwezig voor het geven van toelichting.
Een belangrijk deel van de leden heeft de afdelingsvergaderingen bijgewoond en
demonstreerde daar door het stellen van vragen en de inbreng van positieve ge-