Daar het principe van de partagegedachte in zekere zin door het stelsel van de aftrek van de zogenaamde voorbelasting ook is opgesloten in de B.T.W., heeft het Hoofdbestuur het ter wille van de continuïteit bij de prijsvorming in de film- handel juist geoordeeld de bestaande methode, geldende voor de vermelding van de aftrekbare omzetbelasting op de afrekenstaten, bij het in werking treden van de B.T.W. door te trekken. Dit betekent, dat de bioscoopexploitanten bij het van kracht worden van de B.T.W. op de recettestaten als aftrekpost voor de omzet belasting zullen opvoeren 12/112 (het tarief van de B.T.W.) van netto-recette verminderd met filmhuur. De vorenbedoelde lijst van omzetbelastingpercentages bij wisselende filmhuren werd in verband hiermede herzien. Ook werden nieuwe afrekenstaten in omloop gebracht, die vanaf 1 januari 1969 dienden te worden gebruikt. Toepassing en uitvoering van reglementen en besluiten In het verslagjaar zijn op grond van artikel 5 van het Reglement Filmvertoning enige dispensatieverzoeken van bioscoopexploitanten bij het Hoofdbestuur inge diend, zulks ten einde meer dan het toegestane aantal hoofdfilms in een speel- week in vertoning te brengen. Op de aanvragen, die voornamelijk betrekking had den op speciale manifestaties van filmreprises, heeft het Hoofdbestuur gunstig be slist. In haar vergadering van 15 maart besloot de algemene ledenvergadering van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders tot prolongatie van het Afdelingsbesluit inzake Tweede Monopole- en Re-issue Rechten. Met dit Afdelingsbesluit werd beoogd de filmverhuurder, die een film reeds eerder in ons land heeft geëxploiteerd, binnen zekere grenzen voorrang toe te kennen bij de aankoop van de hervertonings- rechten. Het Hoofdbestuur besloot ten aanzien van het bewuste prolongatiebesluit geen gebruik te maken van zijn bevoegdheid omschreven in artikel 23 van het Reglement der Bedrijfsafdeling Filmverhuurders tot vernietiging van afdelings- besluiten. Op grond van de machtiging van de algemene ledenvergadering d.d. 1 april 1957 heeft het Hoofdbestuur in 1968 wederom uitkeringen gedaan uit de Bondskas ten behoeve van oud-werknemers in het film- en bioscoopbedrijf die bij het inwerking treden van het Bedrijfspensioenfonds voor het Film- en Bioscoopbedrijf wegens hun leeftijd niet meer voor deelneming in dit fonds in aanmerking kwamen. Ein de 1968 genoten in totaal acht personen krachtens genoemd besluit uitkeringen uit de Bondskas. Voorbereiding van de Internationale Filmweek Arnhem 1969 De betekenis van het stelsel van de internationale filmweken, zoals dit reeds sedert 1955 functioneert, is hierin gelegen, dat deze filmweken een trefpunt vormen voor allen, die zich in ons land op het terrein van film en bioscoop bewegen, en ge legenheid bieden de verschillende aspecten van het filmverschijnsel periodiek te belichten. Teneinde dit te realiseren, wordt door middel van filmpremières een duidelijk inzicht verschaft in hetgeen de actuele bioscoopprogrammering aan be langwekkende filmwerken heeft te bieden. De filmdiscussie wordt gestimuleerd door het scheppen van een vast ontmoetingscentrum en door congressen. Het Hoofdbestuur heeft mede met het oog op de film-propagandistische waarde van de Internationale Filmweek Arnhem voorbereidingen getroffen om samen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 42