film uitzenden. Deze films worden in beginsel door de televisie betrokken van de
leden-filmverhuurders, met dien verstande, dat een Gemengde Commissie de
televisie kan toestaan ook van anderen te betrekken. Deze commissie kan boven
dien dispensatie verlenen van het voorschrift, dat uitsluitend films zullen worden
uitgezonden wier Nederlandse bioscooppremière veertig maanden of langer ge
leden heeft plaats gevonden. De uitzending van films met een vertoningsduur van
meer dan 30 minuten zal plaats hebben op een der dagen maandag, dinsdag of
woensdag. Op ten hoogste 12 weken per jaar zal, behoudens tijdens de school
vakanties, een film op zaterdagmiddag mogen worden uitgezonden. Laatstbedoel
de categorie betreft uitsluitend films die door de Centrale Commissie voor de
Filmkeuring zijn toegelaten voor personen van alle leeftijden. Afgezien van de
dispensatiemogelijkheden die in de overeenkomst zijn neergelegd, is de televisie
geheel vrij in het betrekken en uitzenden van films die speciaal voor de tele
visie zijn vervaardigd, alsmede van andere categorieën van films die niet tot het
gebruikelijke bioscooprepertoire behoren. Met name het ontbreken van restricties
ten aanzien van de uitzending van televisiefilms heeft wegens de sterk toegeno
men produktie van die films tot gevolg, dat de verhouding tussen het aantal uit
gezonden bioscoopfilms en het aantal televisiefilms sterk is gewijzigd ten opzich
te van de vroegere situatie, toen de televisie op het gebied van films in hoofdzaak
op de voor de bioscopen gemaakte films was aangewezen.
Met de N.T.S. heeft enige malen overleg plaats gehad omtrent verschillende
kwesties. Dit overleg had onder meer betrekking op het tijdstip van uitzending
van televisieprogramma's met een grote kijkdichtheid en had ten doel met het
oog op het gebruikelijke aanvangsuur der bioscoopvoorstellingen een nodeloze
overlapping van de bioscoopprogramma's te voorkomen.
In het informatieve programma Scala van de N.T.S. is ook plaats ingeruimd
voor de nieuwe bioscoopprogramma's.
In de Gemengde Commissie hadden in 1968 voor de televisie zitting de heren
J. W. Rengelink en mr. A. H. van de Veen en voor de Bond de heren C. J. Blad,
C. S. Roem en J. P. M. A. Smulders. Laatstgenoemde fungeerde tevens als voor
zitter. De heer Bosman trad wederom op als plaatsvervanger voor de afgevaardig
den van de Bond in de Gemengde Commissie. In de vacature van een lid-vertegen-
woordiger van de televisie werd in het verslagjaar niet voorzien.
Het Hoofdbestuur was in de Televisiecommissie, welke subcommissie van de
Voorlichtingsraad zich bezighoudt met het gebruik van de televisie als voorlich
tingsorgaan, in 1968 wederom vertegenwoordigd door de Bondsdirecteur.
Bioscoopwet
De situatie op het gebied van de bioscoopwetgeving heeft in 1968 geen verande
ring ondergaan. Ondanks de meermalen in het verleden ondernomen pogingen
om de Bioscoopwet aan de sterk gewijzigde omstandigheden aan te passen, is de
eerste wettelijke regeling van 1926 nog ongewijzigd van kracht.
Het laatstelijk ingediende ontwerp tot wijziging van de Bioscoopwet van 27 janua
ri 1961, hetwelk een technische, zij het tamelijk ingrijpende, aanpassing beoogde,
is op 18 december 1962 geschorst als gevolg van de omstandigheid, dat de Twee
de Kamer de voorgestelde herziening ontoereikend oordeelde. Door deze schor
sing werd de regering in de gelegenheid gesteld met een ontwerp tot wetswijzi-