van de zijde van de Koninklijke Familie en de regering is voor onze leden en voor allen, die anderszins bij ons bedrijf betrokken zijn, een ervaring welke tot dank baarheid stemt. Met recht mogen wij dit jubileumjaar een mijlpaal noemen, nu daarin, en wel op 21 augustus, de herstructurering van de Bond haar beslag kreeg door de Konink lijke bewilliging van de Statutenwijziging. Verhoopt mag worden, dat de samen spraak en de samenwerking van de bed rijfsgenoten, broodnodig vooral onder de huidige moeilijker wordende omstandigheden, hierdoor nieuwe impulsen krijgen. Het streven hierbij zij dan de verbinding van de culturele, sociale en commerciële aspecten van ons bedrijf tot een nieuw geheel, dat steeds krachtiger appelleert aan de eigentijdse behoefte tot recreatie in en door de bioscoop. Wil echter ons bedrijf de vele mogelijkheden die nog open staan kunnen ge bruiken, dan zal men het in de moeilijke situatie waarin het verkeert een faire kans moeten geven. Hoe moeilijk deze situatie is blijkt helaas wederom uit de weinig opwekkende gegevens van dit verslagjaar. Immers, ondanks een stijging van de totale consumptieve besteding met 8,5 in het afgelopen jaar onderging onze recette voor het eerst een daling, en wel van 4,5 De kaartverkoop liep te rug met 11,5 waarbij in aanmerking moet worden genomen, dat de zogenaam de avondvullende programma's sedert vele jaren van invloed zijn op de verminde ring zowel van het aantal voorstellingen als van de bezoekfrequentie. Ook de film- huren boekten een teruggang en wel van 35,2 gemiddeld in 1967 naar 33,7 in het afgelopen jaar. De opbrengstverhouding van de gereglementeerde en vrij ver huurbare films was 59,8 en 40,2 tegen 54,8 en 45,2 in het jaar daarvoor. De import onderging een lichte stijging, namelijk van 383 naar 411, waarbij uiter aard het kleurenmateriaal overheersend was, nl. 84 tegen 77 in het jaar daar voor. Het feit, dat met slechts 18 films, dit is nog geen 5 van de import, bijna een kwart van de recette moest worden gemaakt toont duidelijk aan hoe kwetsbaar het bedrijf als geheel geworden is, daargelaten het nadelig effect van dit verschijnsel op de onderlinge concurrentie. Wanneer wij hierbij in aanmerking nemen, dat in 1968 niet minder dan 12.231.000,aan vermakelijkheidsbelasting moest wor den opgebracht op een recette van amper 78 miljoen, dan hoeft het nauwelijks betoog, dat de door de regering aangekondigde afschaffing der vermakelijkheids belasting voor ons bedrijf een aangelegenheid is van de hoogste urgentie. Het uitstellen van de ingangsdatum van 1 januari 1969 naar 1 januari 1970 door de vertraging in de behandeling van de betrokken wetsontwerpen in de Kamer bracht daarom in onze kringen teleurstelling en onzekerheid. Weliswaar dient met erken telijkheid te worden gereleveerd, dat ons een passende tegemoetkoming voor 1969 is toegezegd, maar dit verhindert niet, dat wij behalve de verhoging van de omzetbelasting tot een tarief van 12 gedurende 1969 nog een extra last krij gen te betalen van niet minder dan twee en een half miljoen aan vermakelijk heidsbelasting. Dit zijn, onze omzetten in aanmerking genomen, grote bedragen, die als een buitengewoon zware cijns op onze bedrijfsvoering drukken, onze ont wikkeling afremmen en onze positie temidden van sterk groeiende veelal gesub sidieerde recreatiemogelijkheden wankel maken. Meermalen is dezerzijds betoogd, dat onze problemen niet worden opgelost door de oplossing van het belastingvraagstuk. Aan de initiatieven, welke sommigen on zer leden in volledig vertrouwen op realisatie van de gedane toezeggingen ris keren zullen vele moeten worden toegevoegd, welke reeds geruime tijd in discussie zijn of waarvoor de plannen gereed liggen. Moge het komende jaar ons het keer punt brengen, dat men hier en daar in het buitenland meent te bespeuren.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 4