Ledenvergadering en Ledenraad
Het Bondsbureau
De jaarlijkse ledenvergadering werd gehouden op 29 mei. In zijn openingsrede
heeft de waarnemend voorzitter, de heer J. G. J. Bosman, gesproken over de ver-
makelijkheidsbelasting, de belasting op de toegevoegde waarde, de Bioscoopwet,
de filmkeuring en de herstructurering van de organisatie. Aangenomen werd het
voorstel van het Hoofdbestuur om een bedrag van maximaal 200.000,in
1968 beschikbaar te stellen ten behoeve van het Productiefonds voor Neder
landse Films en voorschotten te geven tot een maximum van 300.000,op
basis van garantiecontracten met bioscoop-exploitanten.
Het jaarverslag over 1967 werd goedgekeurd evenals de financiële jaarstukken,
nadat de commissie van rapporteurs, bestaande uit de heren E. Alter, Den
Haag, C. van Liere, Goes en M. J. W. Peters, Venlo, rapport had uitgebracht over
de door de commissie gevraagde en verkregen inlichtingen inzake de rekening en
verantwoording over 1967.
De contributie voor 1968 werd overeenkomstig het voorstel van het Hoofdbestuur
vastgesteld.
Op voorstel van het Hoofdbestuur werd tot erelid benoemd de heer C. S. Roem
te 's-Gravenhage.
In de vacatures in het Hoofdbestuur wegens het periodiek aftreden van de heren
G. J. H. Dujardin te Utrecht, J. Nijland te Utrecht en J. P. M. A. Smulders te
Amsterdam werd voorzien door herbenoeming der aftredenden bij enkele candi-
daatstelling.
Het voorstel tot wijziging der Statuten kon niet worden afgehandeld, omdat het
vereiste quorum van driekwart der stemgerechtigden niet aanwezig was. De voor
stellen van het Hoofdbestuur voor een nieuw Algemeen Bondsreglement en
nieuwe afdelingsreglementen werden goedgekeurd.
De behandeling van het voorstel tot Statutenwijziging werd voortgezet in de
ledenvergadering van 17 juni. In deze voortgezette vergadering kon ongeacht het
aantal vertegenwoordigde stemgerechtigde zaken een besluit worden genomen
met een meerderheid van tenminste tweederde der uitgebrachte geldige stemmen.
Het voorstel werd met algemene stemmen goedgekeurd.
Ledenraad
In het verslagjaar is geen vergadering van de Ledenraad gehouden.
Het spreekt bijna vanzelf, dat het personeel van het Bondsbureau ten nauwste
betrokken was bij de uiteenlopende en omvangrijke werkzaamheden in de vorige
hoofdstukken geschetst. Men zag zich daarbij voor het probleem geplaatst om de
extra taken, welke de bijzondere omstandigheden als de invoering van de
B.T.W., de voorgenomen wijziging van de Bioscoopwet, de moeilijkheden als ge
volg van het uitstel van de datum, waarop de vermakelijkheidsbelasting zou wor
den afgeschaft, de afronding van de herstructurering van de Bond en de viering
van zijn vijftigjarig bestaan, met zich brachten naar behoren te vervullen zonder
uitbreiding van de vaste staf van het Bureau. Wanneer men er dan toch in