Afdelingsraad Bedrijfsafdeling Filmverhuurders Gezien de omstandigheid dat als uitvloeisel van de reconstructie van de Nederlandse Bioscoopbond welke in het achterliggende jaar tot stand werd gebracht, onze Afde lingsraad na vele jaren van trouwe dienst zijn plaats inruimde voor de nieuw inge stelde Exploitantenraad, en mede gezien het feit dat onze Raad daaraan met zo grote ijver en enthousiasme heeft medegewerkt, dat geen behoefte werd gevoeld aan het beleggen van een formele slotvergadering, meen ik mij bij het uitbrengen van het laatste jaarverslag te mogen beperken tot het releveren van enkele hoofdzaken. Op 12 februari 1968 kwam onze Raad bij een teneinde ter voorbereiding van de dis cussies in de vergaderingen der onderschei dene, thans voormalige, plaatselijke en pro vinciale exploitanten-afdelingen, de door het hoofdbestuur aan de hand van de adviezen der Studie-commissie Organisatiestructuur" opgestelde voorstellen tot statuten- en re glementswijzigingen aan een diepgaande be oordeling te onderwerpen. De in onze Raad vertegenwoordigde afdelingsbestuurders kon den zich op deze wijze een afgerond in zicht verwerven in de strekking en de con sequenties Van het gehele complex van be palingen waarop de nieuwe bondsstructuur werd gebaseerd. De in de daarna gehouden afdelingsverga deringen aan de orde gekomen vragen en amendementen werden vervolgens behan deld in de op 26 maart 1968 belegde jaar vergadering van onze Raad, waarin overi gens de statutaire agendapunten eveneens aan de orde kwamen. Het door het Hoofd bestuur ingenomen standpunt ten opzichte van enkele door onze Raad in deze verga dering geformuleerde amendementen leidde tot bijeenroeping van een spoedvergadering op 19 april 1968, waarin onze Raad zich, na kennisneming der argumenten, aan de opvatting van het Hoofdbestuur confor meerde. Tenslotte kwam onze Raad op 20 mei 1968 voor de laatste maal bijeen, ditmaal in hoofdzaak ter bespreking van de agenda der op 29 mei 1968 te houden Jaarlijkse Alge mene Ledenvergadering van onze Bond, waarvan de voorstellen tot wijziging van sta tuten en reglementen het voornaamste punt vormden. De tweede, wegens het op 29 mei ontbreken van het vereiste quorum, op 17 juni 1968 gehouden algemene ledenvergadering nam het besluit tot goedkeuring der statutenwij ziging ca., en bezegelde daarmede het einde der activiteiten van ons college. Bij wijze van slotwoord moge worden vast gesteld, dat onze Raad er in de laatste maanden van zijn bestaan onder de toege wijde leiding van zijn voorzitter, de heer M. J. W. Peters, gesecondeerd door zijn medebestuurders en met de volle medewer king van alle leden, het zijne toe heeft bijgedragen dat de intussen gecreëerde Ex ploitantenraad de behartiging der exploitan- tenbelangen binnen het kader der door onze Bond gediende gezamenlijke belangen kon overnemen; hij moge zich in de toekomst op doeltreffende wijze van deze taak kwijten. W. F. Dubbeldeman, secretaris ALGEMEEN Als belangrijkste gebeurtenis op organisa torisch terrein in 1968 moeten wij voorop stellen de wijziging van statuten en afde lingsreglementen, welke geleid heeft tot de vervanging van algemene Bondsledenver gadering en Ledenraad door een nieuw col lege, de Bondsraad, waarin de delegatie van onze Bedrijfsafdeling een positie inneemt, welke die van de nieuwe Bedrijfsafdeling Exploitanten evenaart. Dit 'afdelingsverslag is uiteraard niet de plaats om diep op alle finesses en consequenties van de nieuwe Bondsstructuur in te gaan. Wij willen vol staan met vast te stellen, dat hiermede een ontwikkeling is afgesloten, die is begonnen met het opnemen van de leden-filmverhuur- ders in de Bond om daarna eerst door het opnemen van leden-filmverhuurders in het Hoofdbestuur uit te groeien tot een pari taire vertegenwoordiging van de leden filmverhuurders in het Hoofdbestuur en de andere Bondscolleges. Een grote stap naar de erkenning van de gelijkwaardigheid van de bedrijfstak der filmverhuurders werd ge daan met de instelling van de Ledenraad, het college waarin de beide grote bedrijfs groepen gelijkelijk vertegenwoordigd waren en dat alle beslissingen op het gebied van de bedrijfsreglementering had te nemen. Er bleef echter bestaan de algemene ledenver gadering, waarin de filmverhuurders door hun kleine aantal steeds ver in de minder heid waren. Hier past een woord van hulde voor het beleid en het inzicht van de leidinggevende figuren, die er in de afgelopen decennia

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 59