een zesenveertigjarig bestaan opgeheven, en tezamen met de afdelingen 's-Gravenha- ge en Rotterdam opgenomen in de nieuwe Afdeling A. Ons rest derhalve de taak om met enige weemoed de werkzaamheden van de oude afdeling, die in de vele jaren van haar be staan in de organisatie dikwijls een voor name rol speelde en meermalen belangrijke initiatieven ontplooide, af te ronden met het uitbrengen van haar laatste jaarverslag. De aktiviteiten der Afdeling Amsterdam in het afgelopen jaar waren in het zicht van de herstructurering van de Bond en zijn afdelingen in het jaar 1968 vrij beperkt. Er werden één bestuursvergadering en twee le denvergaderingen gehouden. In de jaarvergadering van 16 februari wer den de financiële jaarstukken, zowel als het verslag over 1967 goedgekeurd. De perio diek aftredende bestuursleden C. J. Blad, W. Hulshoff Pol en C. A. Koppies werden herbenoemd, evenals het periodiek aftre dende lid van de Ledenraad, de heer W. F. Dubbeldeman. Het bestuur herbenoemde het periodiek aftredende lid van de Afde- lingsraad, de heer W. Hulshoff Pol. De bestuurssamenstelling was derhalve als volgt: W. F. Dubbeldeman, voorzitter; W. K. G. van Royen, vice-voorzitter; W. Hulshoff Pol, secretaris; C. J. Blad, pen ningmeester en C. A. Koppies, lid. In de jaarvergadering werden tevens bespro ken de door het Hoofdbestuur bij de leden ingediende voorstellen tot wijziging van de Statuten, vaststelling van een nieuw Alge meen Bondsreglement, alsmede van nieuwe reglementen voor de drie bedrijfsafdelingen, waarvan de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploi tanten een geheel nieuwe verschijning bete kende in de Bondsconstellatie. De ledenver gadering kon zich in het algemeen met de voorstellen verenigen, zo ook met de pre adviezen van het Hoofdbestuur op de amen deringen, alsmede de nota van wijzigingen van het Hoofdbestuur, welke in de op 16 april gehouden buitengewone ledenverga dering aan de orde kwamen. In deze ver gadering werd daarbij tevens verslag ge daan van de bespreking dezer stukken in de Afdelingsraad en de toelichting, die daarop door de aanwezige Hoofdbestuursleden was gegeven. Deze instemming betrof ook de door het Hoofdbestuur in tegenstelling tot de Afde- lingsiraad voorgestane vrije toegang van Hoofdbestuursleden tot afdelingsledenverga deringen, alhoewel enkele leden de voor keur zouden hebben gegeven aan handha ving van de beslotenheid dezer afdelings vergaderingen. Hiermede had de afdeling dus haar fiat ge geven aan haar toekomstige opheffing na aanneming van de nieuwe Bondsstatuten door de Bondsledenvergadering en de ver werving van de Koninklijke Goedkeuring daarop. In de ledenvergadering van 16 april werd tevens aandacht gewijd aan de vraag of het gewenst zou zijn, de eerste avondvoorstel ling op de Nationale Herdenkingsdag op zaterdag 4 mei, niet te doen vervallen. De meningen bleken verdeeld te zijn. Een aan tal theaters zou derhalve wel en een aantal bioscopen zou niet gesloten zijn. De laatste categorie kwam echter te elfder ure op haar besluit terug, zodat als te doen ge bruikelijk ook deze bioscopen op de vierde mei geen eerste avondvoorstelling gaven. De opheffing der Afdeling Amsterdam had mede tot gevolg, dat de benoeming van be stuursleden der Stichting Bio Vacantieoord, welke volgens de akte van oprichting d.d. 21 maart 1927 uitsluitend aan het bestuur van genoemde afdeling als oprichter van de stichting toekwam, op andere wijze zou moeten worden geregeld. De bewuste be voegdheid zal daardoor via een Statutenwij ziging dienen te worden overgedragen aan een andere bestuursinstantie van de Bond, hetzij de Afdeling A, hetzij het Hoofdbe stuur. Aandacht werd voorts gewijd aan de leve ringscondities voor navertoningstheaters, de door de regering aangekondigde afschaf fing van de vermakelijkheidsbelasting, de invoering van de B.T.W. en de uitlatingen welke sommige filmrecensenten zich bij hun filmbesprekingen nog steeds veroorloven, teneinde zichzelf te kunnen verheffen ten koste van het bedrijf. In het afgelopen jaar kwam vast te staan, dat de reductieregeling voor bioscoopbe zoek, welke enige jaren geleden op verzoek van een der studentenverenigingen in het leven was geroepen, enerzijds lang niet aan alle universiteitsstudenten ten goede kwam. doch anderzijds wel bereikbaar was voor aangesloten leerlingen van academies en an dere onderwijsinstellingen, waarvoor de re geling nimmer bedoeld was. De reductieregeling werd in feite misbruikt voor wervingsdoeleinden. Derhalve besloot de Afdeling Amsterdam de reductieregeling in den vervolge te doen gelden uitsluitend voor hen, die in het bezit zijn van een gel dige collegekaart van een der Amsterdamse universiteiten, voorzien van pasfoto, en uit sluitend tijdens de middagvoorstellingen op weekdagen. Reductieverzoeken, die het bestuur ook dit jaar weer bereikten van diverse instellingen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1968 | | pagina 71