situatie te scheppen, waardoor wordt gewaarborgd, dat de concurrentie binnen de gemeenschappelijke markt niet wordt vervalst. De commissie heeft de Raad op 20 juli 1969 voorgesteld een richtlijn goed te keu ren, waarmede werd beoogd de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten van filmproduktie-ondernemingen in de E.E.G. te verwezenlijken. Met name is bepaald, dat de vestiging van een filmproduktiezaak uit een E.E.G.-land naar een andere lid-staat niet aan zwaardere beperkingen mag zijn onderworpen dan gelden met betrekking tot ondernemingen in het eigen land. De werkzaamhe den van de verschillende medewerkers van de produktiezaak, waarvoor in de lid staten bijzondere wettelijke bepalingen bestaan, vallen niet onder het toepassings gebied van de richtlijn. Het is de bedoeling van de Commissie om ten aanzien van laatstbedoelde werkzaamheden later speciale voorstellen bij de Raad in te dienen. Het voorstel van 20 juli 1969 heeft in het verslagjaar nog niet geleid tot vaststelling van de bewuste richtlijn, die de vierde op filmgebied zou zijn. Op 15 oktober 1963, 13 mei 1965 en 15 oktober 1968 had de Raad namelijk reeds drie richtlijnen goed gekeurd, respectievelijk inzake de verwezenlijking van het vrij verrichten van diensten op het gebied van de invoercontingenten van films, de verwezenlijking van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten betreffende de opening van bioscoopzalen, de invoercontingenten en de nasynchronisatie van films en tenslotte de verwezenlijking van het recht van vestiging voor filmdistri butiezaken. Met de Nederlandse ambtelijke vertegenwoordiging in de E.E.G.-Werkgroep voor de Cinematografie werd van Bondswege contact onderhouden omtrent de verschil lende zaken die in deze werkgroep aan de orde waren. Op 9 oktober 1969 ging „Bezeten (Het gat in de muur)", een film van P. de la Parra in première.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1969 | | pagina 18