lijn van 13 mei 1965 hebben een aanvang gemaakt met de afbraak van de bedoel
de protectiesystemen. De eerste richtlijn definieert de begrippen „film van een lid
staat", co-produktie en co-participatie en heft zekere beperkingen op, die zich bij
de invoer, de distributie en de exploitatie van bepaalde categorieën films voordoen.
De tweede richtlijn bevat voornamelijk voorschriften met betrekking tot de beëin
diging van de invoer- en de projectietijdcontingentering en van de verplichte na-
synchronisatie van films in het land van vertoning. Bij het ontbreken van dergelijke
restricties in ons land kunnen de richtlijnen hier alleen maar nuttig werken, door
dat daarmede grotere afzetmogelijkheden van de Nederlandse film in het gebied
van de E.E.G. ontstaan. Op 15 oktober 1968 is de derde richtlijn vastgesteld, die
betrekking heeft op de werkzaamheid van de filmdistributiekantoren. In deze richt
lijn is het beginsel van vrijheid van vestiging neergelegd, in die zin, dat de vestiging
van een filmverhuurkantoor uit de ene lid-staat in de andere niet aan zwaardere
beperkingen mag zijn onderworpen dan geldende met betrekking tot ondernemin
gen in het eigen land. Op 29 september 1970 is een vierde richtlijn vastgesteld,
waarmede wordt beoogd de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van dien
sten van filmproduktie-ondernemingen in de E.E.G. te verwezenlijken. Ook hier
geldt als norm, dat bij de vestiging van filmproduktiezaken geen discriminatie mag
worden toegepast ten opzichte van produktie-ondernemingen uit een ander land,
deel uitmakende van de E.E.G.
Werkopname uit de Belgisch-Nederlandse co-produktie „Mira"De regisseur
F ons Rademakers geeft aanwijzingen. De film is in 1971 in première gekomen.