Hoofdbestuursarbeid De werkzaamheid van het Hoofdbestuur is in 1970 bepaald door een veelheid van problemen, die duidelijk maken hoezeer de Bond vergroeid is met de bedrijfstak als zodanig. Dat is voor een belangrijk deel een gevolg van de omstandigheid, dat deze privaatrechtelijke organisatie in afwijking van hetgeen usantieel is, een verti cale opbouw heeft en alle geledingen van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf omvat. Het Hoofdbestuur heeft in 1970 wederom veel aandacht moeten schenken aan het vraagstuk van de vermakelijkheidsbelasting, dat in een eindfase was geraakt. De nieuwe situatie zonder vermakelijkheidsbelasting moest tijdig worden voorbereid, opdat de overgang naar het belastingloze tijdperk met name in administratief op zicht zonder schokken zou verlopen. De bioscoopwetgeving, de Bumaregeling en de introductie van een collectieve vervoerregeling waren andere belangrijke vraag stukken die een oplossing behoefden. Daarenboven werd het Hoofdbestuur gecon fronteerd met de gebruikelijke kwesties die in het organisatorische kader een rol speelden. Behoudens een aantal onderwerpen die in het voorgaande zijn behandeld, geeft dit hoofdstuk een overzicht van de veelomvattende en gecompliceerde taak van het Hoofdbestuur in het afgelopen jaar. Van de leden van het Hoofdbestuur waren in 1970 aan de beurt van aftreden de heren M. Gerschtanowitz, B. J. Schimmel en J. van Willigen. Zij werden in de op 23 juni 1970 gehouden jaarlijkse vergadering van de Bondsraad herbenoemd. Het Hoofdbestuur bleef derhalve als volgt samengesteld: J. G. J. Bosman, Voorzitter; C. J. Blad, G. J. H. Dujardin, M. Gerschtanowitz, J. Nijland, P. J. N. R. Ooms, Mr. H. B. F. J. A. Peters, B. J. Schimmel, J. P. M. A. Smulders en J. van Willigen. Bij zijn benoeming tot Bondsvoorzitter in 1969 had de heer Bosman de wens te kennen gegeven zijn functie van Bondsdirecteur neer te leggen, zij het dat hij be reid was die taak nog op zich te nemen, totdat een opvolger zou zijn benoemd. Op voorstel van het Hoofdbestuur werd in de jaarvergadering van de Bondsraad met ingang van 1 juli tot Bondsdirecteur benoemd de heer J. Th. van Taalingen, die tot dan toe als adjunct-directeur aan het Bondsbureau was verbonden. De heer Bos man werd op de meest eervolle wijze ontslag verleend met dankbetuiging voor de zeer vele diensten die hij de organisatie en haar leden gedurende een 25-jarig Bondsdirecteurschap had bewezen. De heren Bosman, Nijland en Smulders vormden wederom in hun respectieve hoe danigheden van Bondsvoorzitter, Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Bioscoopex ploitanten en Voorzitter van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders het Presidium. Het Hoofdbestuur kwam in 1970 13 keer bijeen (eveneens 13 in 1969). Het Presi dium hield 14 vergaderingen (in 1969 15). VASTSTELLING, HERZIENING EN INTREKKING VAN REGLEMENTEN Het Hoofdbestuur heeft in 1970 een aantal voorstellen bij de Bondsraad ingediend, liggende op het terrein van de Bondsreglementering. Deze voorstellen betreffen een herziening van de Bondsvoorwaarden, een grondige herziening van het Reglement Filmvertoning, een wijziging van het Reglement Programmering, een wijziging van het Reglement van de Bedrijfsafdeling Bioscoopexploitanten en de vaststelling van een nieuw Reglement inzake entreeprijzen voor personen van 65 jaar en ouder. De desbetreffende voorstellen zullen in het volgende puntsgewijze worden behandeld.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1970 | | pagina 31