staan, doordat bioscoopexploitanten er steeds meer toe overgingen hun prijzen te verlagen en reducties toe te passen. Men zag dit als een stimulans in een tijd, toen het publiek als gevolg van de malaise nauwelijks voldoende middelen had om in de primaire levensbehoeften te voorzien, laat staan dat er ruimte was voor vermaak. De verlaging van de entreeprijzen nam echter soms zodanige proporties aan, dat hierdoor het algemeen bedrijfsbelang werd geschaad. Op grond daarvan werden prijsbeschermende voorschriften noodzakelijk geacht. Na de oorlog is de situatie sterk gewijzigd. De inkomenspositie van het publiek is aanzienlijk verbeterd en de prijsvaststelling bij de bioscopen geschiedt volgens bedrijfseconomische normen binnen het kader van de prijswetgeving. Van een toepassing van de bewuste re glementen, die ook inhoudelijk geheel verouderd zijn, is in de naoorlogse jaren geen sprake geweest. Daar de beide reglementen echter formeel niet waren inge trokken, oordeelde het Hoofdbestuur het juist hiertoe alsnog over te gaan. Een desbetreffend voorstel werd door de Bondsraad in zijn vergadering van 14 decem ber aanvaard. TOEPASSING EN UITVOERING VAN STATUTEN EN REGLEMENTEN In het verslagjaar is krachtens artikel 5 van het Reglement Filmvertoning een niet onaanzienlijk aantal dispensatieverzoeken van bioscoopexploitanten bij het Hoofd bestuur ingediend. Deze verzoeken hadden voornamelijk betrekking op de verto ning van filmreprises en in een enkel geval ook van nieuwe films in manifestatie- vorm. Daarnaast werden ook andere excepties gevraagd, zoals de aanvang van de nachtvoorstellingen op een vroeger tijdstip dan reglementair is bepaald. Het Hoofdbestuur heeft de verzoeken op een enkele uitzondering na ingewilligd. Zoals in het vorenstaande reeds is vermeld, heeft de belangrijke stijging van het aantal dispensatie-aanvragen gedurende de laatste jaren het Hoofdbestuur mede aanlei ding gegeven tot indiening bij de Bondsraad van een voorstel tot wijziging van het Reglement Filmvertoning. Krachtens besluit van de algemene ledenvergadering is het Hoofdbestuur gemach tigd tot het doen van uitkeringen uit de Bondskas aan oud-werknemers in het film en bioscoopbedrijf, die bij het tot stand komen van de bedrijfspensioenregeling in 1958 reeds 65 jaar of ouder waren en derhalve niet meer in aanmerking konden komen voor uitkeringen uit het Bedrijfspensioenfonds. Ook nagelaten betrekkingen kunnen van deze regeling profiteren. Het aantal personen, hetwelk uit dezen hoof de uitkeringen uit de Bondskas ontving, bedroeg eind 1970 zeven. VOORBEREIDING VAN DE INTERNATIONALE FILMWEEK ARNHEM 1971 De Bondsraad pleegt jaarlijks een begrotingspost vast te stellen ter dekking van de helft van het Bondsaandeel in de kosten van de Internationale Filmweek Arnhem, een manifestatie die eens in de twee jaar plaatsvindt. Deze gedragslijn is in 1970 eveneens gevolgd met betrekking tot de in 1971 te houden filmweek. De basis van de financiering pleegt verder te worden gelegd door subsidies van de kant van de gemeente Arnhem en het Rijk. Er van uitgaande, dat de beide andere partners eveneens de nodige fondsen be schikbaar zullen stellen, zal de traditie van de internationale filmweken, die sedert 1955 in ons land worden gehouden, in 1971 kunnen worden gecontinueerd. Met het stelsel van de filmweken wordt beoogd de verschillende aspecten van het me dium film, zoals dat zich in de bioscoop manifesteert, periodiek te belichten en wel

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1970 | | pagina 38