te gaan, wat omgekeerd het omslagstelsel gunstig zal beïnvloeden.
Het tijdschema is door de te overbruggen afstanden en de toespitsing van het ver
voer in een enkele nacht zo krap, dat het niet mogelijk bleek te zijn alle plaatsen
waarin bioscopen zijn gevestigd te bereiken. Dit betekent, dat bioscopen die niet
aan de lijnen liggen, voor aanvullend vervoer hebben zorg te dragen. Bij de vast
stelling van de vervoertarieven, waarbij onderscheid is gemaakt tussen grote pak
ken, kleine pakken en reclamefilms, is rekening gehouden met het feit, dat de niet
rechtstreeks aan een der lijnen gelegen bioscoopondernemingen extra kosten moe
ten maken voor het vervoer van en naar het dichtstbijliggende kantoor van Van
Gend Loos.
De collectieve vervoerregeling is op 1 juli van het verslagjaar in werking getreden.
De snelle invoering van de regeling was noodzakelijk geworden, doordat de beper
kende maatregelen van de Nederlandse Spoorwegen reeds op 1 juni waren inge
gaan. Hoewel er aanvankelijk nogal wat moeilijkheden moesten worden overwon
nen, bleek toch al spoedig, dat de collectieve regeling uitnemend functioneerde.
Er was derhalve voor het Hoofdbestuur alle aanleiding om gezien de opgedane
ervaring te besluiten het contract met Van Gend Loos, dat voorlopig voor een
half jaar was gesloten, nadien te prolongeren.
Sinds 1 september 1962 was met de N.V. Nederlandse Spoorwegen een collectieve
regeling getroffen inzake vrachttarieven voor filmmateriaal, dat als expresstukgoed
wordt verzonden. Krachtens deze regeling geschiedde de financiële verrekening
met de leden op grondslag van de door hen aan het Bondsbureau ingezonden du-
plikaat-vrachtbrieven. Het spreekt vanzelf, dat onder invloed van de nieuwe situa
tie bij de Nederlandse Spoorwegen op het gebied van het expresgoedvervoer de
regeling is geëindigd op het moment, dat dit vervoer door de Nederlandse Spoor
wegen aan banden werd gelegd. Gedurende de afgelopen acht jaren heeft de be
doelde regeling met de N.S. nuttig gewerkt.
BUMA
In het najaar van 1967 heeft het Bureau voor MuzieKauteursrechten BUMA de
wens kenbaar gemaakt om te komen tot een verhoging van het sinds 1955 bestaan
de tarief voor het ten gehore brengen van muziek in de bioscopen. Dit tarief was
neergelegd in een overeenkomst, die steeds van jaar tot jaar was geprolongeerd.
Het was uitgedrukt in een aandeel in de recettes.
Van de kant van Buma werd aanvankelijk een verdubbeling van het tarief ver
langd. Deze verhoging zou in vier etappes van steeds een jaar moeten worden
bereikt. Het Hoofdbestuur heeft zich krachtig verzet tegen een dergelijke excessie
ve verhoging. Uiteindelijk heeft het zich neergelegd bij een verhoging van het
tarief met 20 De eis van Buma om het nieuwe tarief ook te berekenen over
de uitkeringen die de leden-bioscoopexploitanten als tegemoetkoming vanwege het
Rijk voor 1969 en 1970 werden verstrekt, heeft het Hoofdbestuur principieel van
de hand gewezen. Naar zijn mening was deze tegemoetkoming van andere aard,
namelijk een vorm van subsidie, dan de omzetten die als grondslag voor de Buma-
heffing dienen. De regeringscommissaris bij Buma, Prof. Mr. S. Gerbrandy, die
krachtens K.B. de muziekgebruikers, dus ook de Bond, jaarlijks zal horen, heeft
tijdens een hearing als vorenbedoeld van de bezwaren van Bondswege kennis
genomen. Hij heeft hierin aanleiding gevonden zijn bemiddeling aan te bieden,
hetgeen tenslotte heeft geleid tot het resultaat, dat Buma zijn eis met betrekking
tot de Rijksuitkeringen heeft laten vallen.