voorschriften om per week niet meer dan drie hoofdfilms 's avonds, per avond niet meer dan één hoofdfilm en ook per voor stelling niet meer dan één hoofdfilm te ver tonen. Vooral de vertoning van meer dan één hoofdfilm in eenzelfde voorstelling acht te men bedenkelijk. Dat de Afdeling zich desondanks niet tegen het voorstel van het Hoofdbestuur heeft verzet, is ingegeven door de gedachte, dat men de groep exploi tanten, die de grootste moeite hebben om zich onder de huidige tijdsomstandigheden staande te houden, ook deze laatste kans niet mag onthouden. Voor het overige zal onze Afdeling nauw lettend de toepassing in de praktijk van het zozeer verruimde Reglement Filmverto ning volgen. WIJZIGING REGLEMENT PROGRAMMERING Met het voorstel van het Hoofdbestuur tot schrapping van enige artikelen, die door de tijd achterhaald zijn, kon de Afdeling zich verenigen. Het karakter van het reglement is daardoor wel wat gewijzigd. Overgeble ven zijn namelijk alleen de bepalingen, die betrekking hebben op de leveringsplicht. Deze is gebonden aan het 'redelijk bod', in twijfelgevallen ter beoordeling van de Bonds arbitrage. FILMAANBOD Het totale filmaanbod is in het verslagjaar gedaald van 388 hoofdfilms in 1969 tot 387 in 1970. Het aantal ingevoerde hoofdfilms daalde van 372 tot 358 (in 1968: 411; in 1967: 383; in 1966: 389; in 1965: 353; in 1964: 358; in 1963: 385; in 1962: 396; in 1960: 399). Bovendien werden er 5 (het jaar daarvoor eveneens 5) Nederlandse hoofdfilms op de markt gebracht. Daarbij kwamen nog 24 (11) oude hoofdfilms, die in het verslag jaar opnieuw in roulatie kwamen. Het aantal uit Duitsland ingevoerde hoofd films steeg van 39 naar 43, uit Engeland van 46 naar 61 en uit Italië van 53 naar 57. De Franse invoer daalde van 56 naar 51 en die uit overige landen, behoudens Amerika, van 40 naar 33. Het totaal aantal ingevoerde Amerikaanse films daalde van 138 naar 113, maar het aantal Europese films steeg van 234 naar 245. De filialen der Amerikaanse produktiemaat- schappijen voerden gezamenlijk 98 hoofd films in tegen 126 in 1969, waarvan 62 (82) van Amerikaanse en 36 (44) van Europe se oorsprong. De overige filmverhuurders importeerden 260 hoofdfilms (in 1969: 246), waarvan 51 (56) van Amerikaanse en 209 (190) van Europese oorsprong. De hegemonie van de kleurenfilm heeft zich in het verslagjaar versterkt. Het aan tal kleurenfilms steeg van 319 naar 331. Het percentage kleurenfilms van de totale invoer steeg van 85 naar ruim 92. Van de kleurenfilms kwamen er 224 (in 1969: 197) uit Europese landen en 107 (122) uit Amerika. Onder de 98 (110) films van het Cinema scope-formaat en andere grote formaten waren er 9 (6) van de breedte van 70 mm. BEDRIJFSRESULTATEN De daling van het bioscoopbezoek heeft zich in het verslagjaar voortgezet, zij het in veel mindere mate dan het jaar daarvoor. De totale netto-recette heeft zich praktisch gehandhaafd, alsook het gemiddeld film- huurpercentage, zodat de brutofilmhuurop- brengst weinig verbetering vertoont, in ie der geval te gering om de gestegen lasten, de verhoging van de salarissen van het per soneel etc. van de filmverhuurkantoren te compenseren. Als wij de activiteiten van de filialen der buitenlandse produktiemaatschappijen bui ten beschouwing laten, dan moeten wij con stateren, dat het aantal op licentiebasis zonder garantiebedrag met betrekking tot de opbrengst gekochte hoofdfilms blijkt te zijn gedaald van 73 naar 49. Daarentegen is het aantal op percentagebasis met garan tie gekochte films gestegen van 118 naar 153. Als men de gedetailleerde prijzen bekijkt en men laat de commercieel minder be langrijke films buiten beschouwing, dan moet men een zware prijsopdrijving consta teren. Ook bij de films, die tegen vaste prijs zijn gekocht, doet zich dit verschijnsel voor. TITELPROJECTIE BIJ 70 MM-FILMS Reeds in het vorig jaarverslag is melding gemaakt van het zoeken naar een methode om de ondertitels van 70 mm-films afzon derlijk te projecteren, zodat men gebruik kan maken van onbetitelde 70 mm-copieën, die ook in andere landen gebruikt zouden kunnen worden. Deze methode is ontwik keld door de heer E. F. Henny, technisch inspecteur van de Bond, en de heer F. van der Heyden, verbonden aan het Cineac- concern, die in het begin van het verslag jaar een uitgewerkt plan voor de samen-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1970 | | pagina 68