einde van het verslagjaar haar werkzaam
heden afronden, zodat in het komende jaar
haar eindvoorstellen in behandeling zullen
komen.
In het laatste kwartaal van 1970 is met ver
tegenwoordigers van de laboratoria gespro
ken over de heffing van BTW op laborato-
riumwerk en wel met name over de wense
lijkheid om te komen tot uniforme fiscale
printprijzen. Ten aanzien van dit laatste
werd gerefereerd aan de resolutie van het
Ministerie van Financiën d.d. 18 maart in
zake de toepassing van de Wet op de Om
zetbelasting voor films. In deze resolutie is
onder andere vermeld, dat van de kant van
het Ministerie wordt overwogen om te ko
men tot uniforme printprijzen. De verte
genwoordigers der laboratoria zijn het over
bepaalde meterprijzen eens geworden en
tegen het einde van het verslagjaar is ter
zake een voorstel aan het betrokken Minis
terie gedaan.
In de verschillende vergaderingen hield het
Bestuur zich overigens bezig met een groot
aantal onderwerpen, waaronder de voort
durende kostenstijgingen, het onderzoek
van de Boekmanstichting waaraan mede
werking is verleend, de naleving van Afde-
lingsbesluiten, het onderhouden van con
tacten met de N.B.F, en met de Raad voor
de Kunst, de internationale ontwikkeling
van de cassettesystemen, de gang van zaken
bij het Productiefonds, de samenstelling
van een Afdelingsbrochure, alsmede de
contacten met het televisiebedrijf.
Er zijn gedurende het verslagjaar 7 leden
bulletins uitgegeven met een omvang van
90 pagina's in totaal en er kan worden vast
gesteld, dat dit bulletin in een behoefte
blijkt te voorzien.
TELEVISIERECLAME
Door de Televisie Commissie, die ook dit
jaar was samengesteld uit de heren G. F.
de Clerck, Voorzitter; W. A. Geesink, J. B.
Keizer, B. Kroon en L. Claassen, Secretaris,
werd op 14 mei een bijeenkomst belegd met
vertegenwoordigers van de bedrijven die zich
op dit terrein bewegen. De belangstelling
was verheugend groot en er zijn op basis van
een tevoren onder de betrokkenen versprei
de nota met gegevens over de verslechte
rende situatie in deze bedrijfstak, afspraken
gemaakt om over bepaalde zaken in over
leg te treden met de STER, de VEA en de
Bond van Adverteerders, teneinde tot ver
beteringen te geraken. Deze afspraken
werden vastgelegd in een motie.
De commissie voerde in de loop van het
jaar gesprekken met bovengenoemde instel
lingen, waarbij speciale aandacht is besteed
aan de terugloop in de produktie van TV-
commercials, die voor een groot deel gewe
ten moet worden aan de eindeloze herha
lingen van bestaande commercials. Tegen
het einde van het verslagjaar moest wor
den vastgesteld, dat de verschillende be
sprekingen niet tot het gewenste resultaat
hadden geleid, integendeel. Zoals uit het
hieronder opgenomen cijfermateriaal blijkt,
is de produktie van commercials kwantita
tief nog verder teruggelopen. In het komen
de jaar zal dan ook nader beraad moeten
plaatsvinden over de vraag hoe uit de im
passe kan worden geraakt.
Een negental bedrijven uit deze sector or
ganiseerde ook dit, jaar ter gelegenheid van
het internationale festival vcor reclame
films in Venetië een Nederlandse avond,
die als zeer geslaagd kan worden be
schouwd. Het oogmerk hiervan is een ver
betering van de relaties tussen opdracht
gevers en producenten.
Volgens de gegevens van het produktiere-
gister zijn in 1970 voor STER-uitzendingen
570 commercials gemaakt, tegen 643 in
1969. In deze getallen zijn respectievelijk 97
en 145 aanpassingen van bestaande films
opgenomen.
Het aantal nieuwe commercials dat in 1970
werd uitgezonden, bedraagt circa 1120 (in
clusief aanpassingen), hetgeen betekent dat
ons marktaandeel is teruggelopen tot circa
50%. Het is vooralsnog een open vraag
door wie de andere 50 van de films is
gemaakt. Vaststaat dat, om welke redenen
dan ook, veel werk naar Engeland is ge
vloeid, maar ook uit andere landen kwam
een vrij groot aantal films. Bedenkelijk is
het verschijnsel, dat dusdanige buitenland
se commercials in vele gevallen door recla
mebureaus zonder inschakeling van een
producent werden bewerkt, respectievelijk
van Nederlands commentaar voorzien. Het
zou zo kunnen zijn, dat ons aandeel in de
nieuw geproduceerde commercials aanzien
lijk groter is dan 50 maar dat het eigen
lijke verschil zit in allerlei bewerkingen
door derden. Pogingen om op dit punt be
trouwbare gegevens te verkrijgen, hebben
tot dusverre geen resultaten opgeleverd.
Tenslotte kan worden gerapporteerd, dat
het aantal commercials dat voor het bui
tenland werd gemaakt, blijkens het produk
tie register steeg van 152 tot 172. Zowel van
het voor Nederland als van het voor het
buitenland bestemde aantal commercials
werd circa 70 in kleur vervaardigd.