Afdeling C INLEIDING Het is bijzonder verheugend dit jaarver slag te kunnen beginnen met de consta tering, dat nog juist voor het einde van het verslagjaar, te weten op 29 december, het bericht werd ontvangen dat de verma- kelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstel lingen per 1 februari 1971 zal worden af geschaft. Een jarenlange strijd van het Hoofdbestuur van onze organisatie werd aldus te langen leste met succes bekroond. De gang van zaken in het bedrijf vertoon de in 1970 een lichte opleving. De totaal cijfers wezen namelijk uit, dat de terug gang in het bezoek ten opzichte van 1969 beperkt is gebleven tot 2,5 tegen bijna 10% in de voorafgaande vergelijkingspe riode. Het totaal van de bruto-recettes lag ten opzichte van 1969 juist boven de 100%. Ook in de categorie van bioscopen in ge meenten tussen 20.000 en 50.000 inwo ners, tot welke categorie veel bioscopen uit de Afdeling C behoren, waren de cij fers minder ongunstig dan voorheen. Er viel een terugloop in het bezoek te consta teren van 4%, tegen 13% in de vergelijkba re periode 1968 1969. De bruto-recette lag ook hier juist boven 100%, terwijl in de voorafgaande periode sprake was van 93,9%. Alleen in de bioscopen, gevestigd in gemeenten met minder dan 20.000 in woners bleven de resultaten ook dit jaar een ongunstig beeld vertonen. BESTUUR Het Bestuur was gedurende het verslag jaar samengesteld uit de heren H. Miede- ma, Voorzitter; C. van Liere, Penning meester; F. A. van Opbergen, G. Schepel en J. van Willigen. Als Secretaris fungeer de ook dit jaar de heer L. Claassen. Het Bestuur kwam in 1970 5 maal in ver gadering bijeen, voornamelijk ter voorbe reiding van ledenvergaderingen, die elders in dit verslag worden genoemd. Het Bestuur bracht een advies uit aan de Commissie Nieuwe Zaken aangaande de exploitatie door een Afdelingslid van een tweede bioscoop in de gemeente Oss, wel ke bioscoop zou worden ondergebracht in het gebouw van een culturele stichting, al daar. In dit advies is een aantal aanbe velingen neergelegd omtrent de exploitatie van deze nieuwe bioscoop, aangezien de voorwaarden die vorenbedoelde stichting had gesteld, aanzienlijk afweken van het geen op dit punt in het bioscoopbedrijf ge bruikelijk is. Per het einde van het verslag jaar was over deze kwestie door de Com missie Nieuwe Zaken nog geen beslissing genomen. Voorts werd in december een advies uitge bracht aan het Hoofdbestuur op grond van het bepaalde in het Reglement ter zake van Reclame voor Permanente Bioscoopvoor stellingen. Van een der Afdelingsleden was bij het Bestuur de klacht binnengekomen, dat een collega-bioscoopondernemer uit een naburige gemeente, in zijn gemeente op de scholen strooibiljetten had laten ver spreiden ter aankondiging van een belang rijke film, hetgeen in strijd is met het be paalde in artikel 2 van genoemd reglement. Per het einde van het verslagjaar was de ze aangelegenheid nog niet door het Hoofd bestuur behandeld. LEDENVERGADERINGEN Er werden in 1970 4 ledenvergaderingen gehouden, bij welke vergaderingen gemid deld niet meer dan 24% van de aangeslo ten bioscopen was vertegenwoordigd, tegen 35% in 1969. Gezien de belangrijke kwes ties die in het afgelopen jaar aan de orde zijn geweest, acht het Bestuur deze gang van zaken bijzonder teleurstellend. In de jaarlijkse ledenvergadering, die plaats vond op 8 april, zijn de jaarstukken vast gesteld en werden de aftredende bestuurs leden, de heren F. A. van Opbergen, G. Schepel en I. van Willigen bij enkele kan didaatstelling herkozen. Drs. C. A. Vos kuil werd herbenoemd als gedelegeerde van de Afdeling in de Bondsraad. Verder werd besloten om in de vacature, ontstaan door het tussentijds aftreden van de heer M. J. W. Peters voor benoeming tot lid van het Bestuur van de Bedrijfsafdeling Bioscoop exploitanten voor te dragen, de heer H. Miedema. Hij werd enige tijd later als zo danig benoemd. In deze vergadering kwam voorts nog de verlenging van de C.A.O. voor het bio scoopbedrijf ter sprake, waarbij speciale aan dacht is besteed aan het denkbeeld om aan de werknemersorganisaties per 1 januari 1971 een klein percentage van de loonsom te betalen. In het algemeen was men over een dusdanige bijdrage in het vakbonds werk niet enthousiast. De vergadering vroeg zich bovendien af of, indien men over het principe van het betalen van een

Historie Film- en Bioscoopbranche

Jaarverslagen | 1970 | | pagina 82