Zoals uit het voorgaande zal zijn duidelijk geworden, is de afschaffing van de keu
ring voor volwassenen, waarvan zowel het regeringsontwerp als het initiatief-voorstel
van de heren Visser en Voogd uitgaan, volledig in overeenstemming met het stand
punt van de Nederlandse Bioscoopbond, zoals dit sinds 1961 wordt verkondigd.
Ten aanzien van de leeftijdsgrenzen heeft het Hoofdbestuur van de Bond de Com
missie doen weten, dat in geen geval meer dan twee leeftijdsgrenzen dienen te wor
den vastgesteld. Het probleem van de controlemogelijkheid door of vanwege de
bioscoopexploitant zou anders grote problemen met zich brengen, afgezien van de
last die men aldus op het publiek zou leggen, In dit opzicht is zowel het regerings
ontwerp, dat grenzen aanhoudt van 14 en 18 jaar, als het initiatief-voorstel, dat
een uniforme grens van 14 jaar stelt, voor het Hoofdbestuur derhalve aanvaardbaar.
Wat nu de leeftijdsgrenzen als zodanig betreft, het Hoofdbestuur is juist met het
oog op de controlemogelijkheden geporteerd voor één grens, waarbij de leeftijd van
14 jaar, voorkomende in het initiatief-voorstel, redelijk wordt geacht. Zouden de
gedachten gaan in de richting van één grens van bijvoorbeeld 16 of 18 jaar, dan
ligt de zaak anders, omdat in dat geval de vertoningsmogelijkheden van films voor
oudere jeugd mede worden bepaald door hetgeen voor kinderen aanvaardbaar wordt
geoordeeld. Tal van films zullen dan nodeloos aan oudere jeugd worden onthouden.
Het Hoofdbestuur geeft bi) een leeftijdsgrens van 16 of 18 jaar de voorkeur aan
een tweede lagere grens, waarbij het zelf het meest geporteerd is voor grenzen van
12 en 16 jaar. Laatstgenoemde grenzen zijn uit een oogpunt van controle ook het
meest praktisch en sluiten het beste aan bij de internationale situatie.
Omtrent de aangelegenheid van de instelling van een Filmadviescommissie, voor
welk instituut de regering conform de aanbevelingen van de Commissie-Peters in
haar ontwerp een plaats heeft ingeruimd, heeft het Hoofdbestuur de Bijzondere
Tweede Kamer-commissie het volgende medegedeeld.
Volgens het regeringsontwerp heeft de Filmadviescommissie tot taak belangheb
benden desgevraagd van advies te dienen omtrent de toelaatbaarheid van films voor
vertoning in het openbaar aan personen van 18 jaar en ouder. Uit de toelichting
op het wetsontwerp valt op te maken, dat men onder belanghebbenden verstaat
de filmverhuurkantoren, die de films in ons land in omloop brengen.
De aanbieding van de films door verhuurkantoren geschiedt derhalve op basis van
vrijwilligheid. Het ontwerp verbindt hieraan echter een wettelijke sanctie, in dier
voege, dat, wanneer de Filmadviescommissie een gunstig advies verstrekt, noch de
burgemeester op grond van de Gemeentewet kan ingrijpen, noch de strafrechter
wegens overtreding van het Wetboek van Strafrecht.
Zoals reeds gezegd is het Hoofdbestuur bij het bepalen van zijn standpunt, dat de
filmkeuring voor volwassenen dient te worden afgeschaft, ervan uitgegaan, dat de
bevoegdheid van de burgemeester ex artikel 221 van de Gemeentewet, wat open
bare vermakelijkheden betreft, komt te vervallen. Voorzover men al behoefte mocht
hebben aan toezicht terzake van overheidswege, kan worden volstaan met het
repressieve toezicht uit hoofde van de strafwet.
In de toelichting op het regeringsontwerp is er weliswaar sprake van, dat een wijzi
ging van artikel 221 van de Gemeentewet in, overweging is, doch de regering spreekt
zich, anders dan het initiatief-voorstel, niet uit voor opheffing van de bewuste be
voegdheid van de burgemeester. Zolang die bevoegdheid derhalve blijft bestaan,
heeft het film- en bioscoopbedrijf rekening te houden met de mogelijkheid van
ingrijpen van de burgemeester bij afschaffing van de filmkeuring voor volwassenen
met alle gevolgen van dien uit een oogpunt van rechtszekerheid, zeker in het
tijdvak onmiddellijk volgende op die afschaffing. Of en in hoeverre burgemeesters