in de vorm van een Afdelingsbesluit te gie
ten, werd aanvaard, maar ontmoette be
zwaren van de kant van het Hoofdbestuur,
dat meende dat de gekozen uitvoeringsvorm
niet geheel in overeenstemming was met de
Bondsreglementering. Hierover is door het
bestuur nader overleg gepleegd, dat per het
einde van het jaar nog niet tot overeenstem
ming had geleid.
De voorstellen op het gebied van de cassette-
rechten en het vaststellen van een auteurs-
prijs voor de levering van negatiefmateriaal
zijn voor nader beraad teruggenomen, toen
bleek dat het wenselijk werd geoordeeld bei
de gecompliceerde onderwerpen grondiger
te regelen dan het bestuur had voorgesteld.
Door het bestuur is voorts nog gerappor
teerd over de positieve gang van zaken bij
het overleg inzake de totstandkoming van
een CA.O. voor het laboratoriumbedrijf.
over besprekingen die in de voorafgaande
maanden hadden plaatsgevonden met het
bestuur van de Nederlandse Beroepsvereni
ging van Filmers en met vertegenwoordigers
van de Rijksvoorlichtingsdienst, alsmede
over het gesprek met de Bondsvoorzitter
inzake een aantal Afdelingsaangelegenheden,
waaronder een vertegenwoordiging in het
bestuur van de Stichting Productiefonds voor
Nederlandse Films.
In de buitengewone ledenvergadering van
10 december is afscheid genomen van de
heer W. A. Geesink, die wegens de gewijzig
de constellatie van zijn bedrijf zijn bestuurs
functie neerlegde. In de aldus ontstane vaca
ture werd voorzien door de benoeming van
de heer A. W. H. Kommer. Tot vice-voor-
zitter werd gekozen de heer T. de Wit.
Door het bestuur is gerapporteerd, dat de
in 1969 benoemde commissie die tot taak
had in samenwerking met vertegenwoordigers
van de Bond Mercurius (N.V.V.) de reeds
eerder genoemde C.A.O. voor het labora-
riumbedrijf te redigeren, haar werkzaam
heden met succes had voltooid. Er werd be
sloten met het C.A.O.-ontwerp van de com
missie akkoord te gaan en het Hoofdbestuur
voor te stellen deze C.A.O. met genoemde
werknemersorganisatie per 1 januari 1972
af te sluiten. Een en ander onder het voor
behoud dat over de aanpassing van de voor
gestelde salaristabellen aan de situatie per
1 januari 1972 overeenstemming zou wor
den bereikt. Dit laatste is nog voor het
einde van het verslagjaar gebeurd.
Er is voorts uitvoerig aandacht besteed aan
de manifestatie OPDRACHTFILM 71, die
een werkcommissie uit Afdeling in het ka
der van de Filmweek Arnhem op 13 okto
ber aldaar had georganiseerd.
De meningen over het succes van dit evene
ment, dat zich in een grote belangstelling
van de kant van het bedrijfsleven mocht
verheugen, liepen uiteen. Sommigen meen
den namelijk dat de programmering te een
zijdig zou zijn geweest, waardoor een ver
keerde indruk van de mogelijkheden van
het produktiebedrijf werd gewekt.
Met het oog op dit laatste is besloten in
begin 1972 een vervolgmanifestatie te or
ganiseren, waarin het accent zou moeten
worden gelegd op de minder kostbare ge-
bruiksfilm. Ter vergadering is een werk
commissie geformeerd bestaande uit me
vrouw E. J. C. Meijer en de heren J. S.
Nieuwenhuis, P. W. A. de Man en Jhr. J. J.
van Raab van Canstein. Hieraan is later op
verzoek van de commissie de heer A. W. H.
Kommer als vertegenwoordiger van het be
stuur toegevoegd.
Veel lof oogstte de brochure "Vakmensen
een FILM laten maken", die ter gelegen
heid van OPDRACHTFILM 71 in Arnhem
ten doop werd gehouden. Dit aantrekkelijke
boekwerkje, in de zeer snelle totstandko
ming waarvan speciaal de heer P. H. Frank-
further een belangrijk aandeel heeft gehad,
is door het bedrijfsleven en verschillende
vaktijdschriften bijzonder goed ontvangen.
Het kan als een waardevol hulpmiddel in
het bescheiden PR-pakket van de Afdeling
worden beschouwd.
Aan de werkcommissie, bestaande uit de
heren R. Ph. Decossaux, P. H. Frankfurther
en L. Claassen, werd voor de activiteiten
in Arnhem en voor de samenstelling van
genoemde brochure dank gebracht.
In het kader van de bovenvermelde vervolg
manifestatie is voorts de mogelijkheid ter
sprake geweest, dat het bekende Internatio
nale Festival voor Industriële Films in 1972
in Amsterdam zou kunnen plaatsvinden en
wel in het najaar. Voor dit plan bestond
grote belangstelling voornamelijk op grond
van het feit, dat dit belangrijke internatio
nale evenement ten opzichte van het be
drijfsleven een extra stimulans zou kunnen
betekenen ten gunste van de opdrachtfilm.
Het bestuur werd derhalve gemachtigd aan
de verwezenlijking hiervan de grootst moge
lijke medewerking te verlenen.
Gelet op de extra kosten die beide genoem
de manifestaties met zich meebrengen,
waarbij juist in deze moeilijke tijd ook an
dere collectieve activiteiten van minder kost
bare aard mogelijk moeten blijven, werd op
voorstel van het bestuur besloten de bijdra
ge in het Afdelingsfonds voor 1972 te ver
dubbelen.
Voorts is van bestuurszijde de aandacht ge
vestigd op de mogelijkheid, dat in het
komende jaar de sedert 1966 ongewijzigd