Bioscoopwet
d. de splitsing van de Cinema Palace te Maastricht;
e. de vestiging van een nieuwe bioscoop te Maastricht in het gebouw „'t Knijpke"
aldaar;
f. de splitsing van het Casino Theater te Hilversum.
In de maand november 1970 zijn twee wetsvoorstellen bij de Tweede Kamer aan
hangig gemaakt, een regeringsvoorstel en een initiatief-voorstel van Drs. E. C. Visser
(D'66) en Drs. J. J. Voogd (P.v.d.A.), welke beide ontwerpen ten doel hebben de
huidige Bioscoopwet te vervangen.
Het regeringsontwerp voor een Wet Jeugdfilmkeuring gaat uit van de afschaffing
a. van de filmkeuring voor volwassenen, b. van de gemeentelijke nakeuring en c. van
het gemeentelijke vergunningsstelsel voor bioscopen. De regering volgt hiermede
het advies d.d. 7 februari 1969 van de Adviescommissie Filmkeuring onder voor
zitterschap van Ir. H. B. J. Witte. Teneinde te voorkomen, dat de gemeenten bij
verordening een bioscoopvergunningsstelsel of een gemeentelijke nakeuring zouden
gaan instellen, is in het regeringsontwerp met zoveel woorden bepaald, dat ten
aanzien van de onderwerpen waarin de Wet Jeugdfilmkeuring voorziet, geen ge
meentelijke (of provinciale) verordeningen kunnen worden vastgesteld.
Eveneens conform het advies van de Commissie-Witte handhaaft de regering een
filmkeuring voor jeugdigen. In dit opzicht dient melding te worden gemaakt van
de instelling op 1 mei 1970 van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving, die de
regering van advies moet dienen omtrent de kwestie van de leeftijdsgrenzen voor
kinderen, aangenomen, dat de keuring voor volwassenen wordt afgeschaft. Daaren
boven had de regering de commissie opgedragen haar te adviseren omtrent de vraag
of en zo ja in hoeverre een wijziging gewenst is van de voorschriften op het gebied
van de zedelijkheid in het Wetboek van Strafrecht. De Adviescommissie Zedelijk
heidswetgeving, waarin de Bond is vertegenwoordigd door de oud-Bondsvoorzitter,
de heer J. G. J. Bosman, heeft in een interim-advies van 17 juni 1970 aanbevolen
de leeftijdsgrenzen in afwachting van het definitief advies terzake voorlopig te hand
haven op 14 en 18 jaar. Dit advies heeft de regering overgenomen.
De Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving had de regering blijkens het interim
advies voorts aanbevolen een adviescommissie in het leven te roepen die uitsluitend
op verzoek van degene die een film in exploitatie wil brengen, zal kunnen adviseren,
of vertoning in het openbaar naar haar oordeel uit juridisch oogpunt al dan niet
raadzaam is. Bij een positief oordeel zou ingrijpen van de justitie ex artikel 240 van
het Wetboek van Strafrecht en van de burgemeester ex artikel 221 der Gemeentewet
achterwege moeten blijven, bij een negatief oordeel zou een dergelijk ingrijpen wel
mogelijk zijn. Ook dit advies heeft de regering overgenomen. Het wetsontwerp
spreekt namelijk van de instelling van een Filmadviescommissie, die tot taak heeft
belanghebbenden (d.w.z. filmverhuurkantoren) desverlangd van advies te dienen
omtrent de toelaatbaarheid van films voor vertoning in het openbaar aan personen
van 18 jaar en ouder.
Het initiatief-voorstel tot vaststelling van een Bioscoopwet 1971 komt in zoverre
met het regeringsvoorstel overeen, dat het eveneens uitgaat van een afschaffing van
de keuring voor volwassenen, alsook van afschaffing van de gemeentelijke nakeuring