Organisatorische contacten
landse film- en bioscoopwezen. Haar instelling is geschied in overleg met het
Departement van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, hetwelk het fonds
krachtens een desbetreffende post op de rijksbegroting een subsidie heeft verleend,
zij het dat na de eerste subsidieverstrekking geen nieuwe posten meer op de rijksbe
groting ten behoeve van het fonds zijn opgevoerd. In het bestuur van de Stichting
Stimuleringsfonds voor het Nederlandse Film- en Bioscoopwezen is het rijk ver
tegenwoordigd door Dr. J. Hulsker, tot 1 november 1972 Directeur-Generaal voor
Culturele Zaken van het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk
Werk. Voor de Bond hebben in het stichtingsbestuur zitting de heren J. G. J. Bos
man, G. J. H. Dujardin en J. Nijland; laatstgenoemde fungeert tevens als voorzitter
van het fonds. Als secretaris treedt op de Bondsdirecteur, de heer J. Th. van
Taalingen.
Ten behoeve van een meer wetenschappelijke aanpak van de onderhavige vraag
stukken is in de loop van 1971 een wetenschappelijke medewerker aan het Bonds
bureau verbonden. Bovendien heeft het Hoofdbestuur het nuttig geoordeeld een
adviescommissie in het leven te roepen. In de desbetreffende Werkgroep Publiciteit
hebben vanwege het Bondsbureau zitting de Bondsdirecteur, tevens voorzitter, en de
heren H. W. Hagenberg en Drs. P. M. H. Cuijpers. Voorts maakt een aantal be-
drijfsgenoten van de werkgroep deel uit, die in de dagelijkse praktijk op het gebied
van publiciteit of reclame werkzaam zijn, te weten Mej. J. de Groot en de heren
E. Beneder, F. W. v. d. Berg, P. de Miranda, (plaatsvervanger: P. Hornstra), T.
Poppink, Jhr. W. F. van Raab van Canstein, Drs. W. J. A. van Roosmalen, L. Til-
mans, L. Werkheim en K. A. Winkelaar.
Het Hoofdbestuur heeft besloten het Instituut voor Psychologisch Marktonderzoek
te Schiedam op te dragen een onderzoek in te stellen naar een aantal aspecten die in
de verhouding tussen bioscoop en publiek een rol spelen. De Werkgroep Publiciteit
heeft een belangrijke inbreng gehad bij het bepalen van de inhoud van de enquête,
die in het kader van het onderzoek zal plaatsvinden. De resultaten van het onder
zoek kunnen begin 1973 worden verwacht.
Met het oog op de voorbereidingen van een nieuwe in 1973 te houden Internationale
Filmweek Arnhem heeft het Hoofdbestuur een commissie ingesteld die het College
van advies zal moeten dienen omtrent de opzet van een zodanige filmweek. Deze
commissie bestaat uit de heren P. Silvius, voorzitter, P. de Miranda, Drs. W. J. A.
van Roosmalen, L. Tilmans en J. Th. van Taalingen. De heer H. W. Hagenberg
fungeert als secretaris.
BINNENLAND
a) Stichting Verenigd Nederlands Filminstituut
De Stichting Verenigd Nederlands Filminstituut is voortgekomen uit een samen
werkingsverband, dat in 1968 werd opgericht door de stichtingen Nederlands Film
instituut, Filmcentrum, Film en Jeugd en Audio-visuele Dienst. Zij heeft ten doel
door samenbundeling van krachten het kulturele werk op audio-visueel gebied te
versterken en uit te breiden. Hoewel het proces van integratie tussen de deelnemen
de stichtingen nog niet is voltooid, heeft de samenwerking in de Stichting Ver-