d) F.E.LT.C.
De Fédération Européenne des Industries Techniques du Cinéma vergaderde op 12
en 13 april in Hamburg. Van Bondswege werd deze vergadering bijgewoond door
de heer L. Claassen, secretaris van de Bedrijfsafdeling Filmproduktie, terwijl tevens
aanwezig waren de heren W. E. Robert (Haghe Film N.V.) voor de sectie film-
laboratoria en E. Zwaneveld (Cineco CV.) voor de gespecialiseerde commissie die
zich bezig houdt met het probleem van de waterverontreiniging door filmlaboratoria.
Vooral deze kwestie kreeg in Hamburg grote aandacht, aangezien dit onderwerp in
alle E.E.G.-landen de laatste tijd bijzonder actueel was geworden. Op basis van door
onze delegatie ontwikkelde suggesties zijn goede vorderingen gemaakt op de weg
naar unificatie van individueel te nemen maatregelen. Hierbij zijn ook de leveran
ciers van filmmaterialen ingeschakeld.
Voor het overige heeft ook ditmaal een nuttige uitwisseling plaats gevonden van
gegevens op het terrein van filmlaboratoria en -studio's in de E.E.G.-landen. Er is
tenslotte beslist over de inhoud van een identificatieformulier voor negatiefmateriaal
dat aan laboratoria ter behandeling wordt aangeboden. Dit formulier zal de nega
tieven steeds moeten vergezellen met het doel wederrechtelijk gebruik van dit mate
riaal tegen te gaan.
e) C.I.C.E.
Het Comité de 1'Industrie Cinématographique Européenne behartigt in het bij
zonder de belangen van de filmproducenten, de filmverhuurders en de filmtech
nische industrieën in de Europese Gemeenschap. Het Comité vergaderde op
17 Maart te Parijs, 12 april te Brussel, 14 mei te Cannes en 7 december te Parijs.
De Bond was op de vergadering van 14 mei vertegenwoordigd door de Bonds
voorzitter, de heer J. G. J. Bosman, en op de overige vergaderingen door de
Bondsdirecteur, de heer J. Th. van Taalingen. In deze vergaderingen zijn speciaal
vraagstukken behandeld, waarmede de Europese filmindustrie in samenhang met
de werkzaamheid van de E.G. wordt geconfronteerd. Op 12 april vond te Brussel
een bespreking plaats met de betrokken autoriteiten van de E.G., waarbij in het
bijzonder de mogelijkheden om de co-produktie van films in Europees verband
te bevorderen, ter sprake kwamen.
f) U.E.S.C.
De Union Européenne du Spectacle Cinématographique behartigt de belangen
van de bioscoopexploitatie in de E.G. Zij kwam op 27 januari te Brussel en op
12 en 15 mei te Cannes bijeen. Op 27 januari vond een bespreking plaats met
E.G.-autoriteiten, waarbij de speciale problematiek van de Europese bioscoop
exploitanten aan de orde is gesteld. In de vergadering te Cannes heeft de U.E.S.C.
onder meer het standpunt ingenomen, dat mede in het licht van de concurrentie
van de door de lid-staten bevoorrechte televisie de bioscoopexploitanten niet naast
de filmhuur een aparte steun aan de filmproduktie behoren op te brengen, zoals
in verschillende landen het geval is. De vergaderingen van de U.E.S.C. werden
bijgewoond door de Bondsvoorzitter, de heer J. G. J. Bosman.
g) E.G.
De directe bemoeienis van de Europese Gemeenschap met het film- en bioscoop-